Opnieuw vrij kiezen voor God
Jezus Christus geldt als de Verlosser, maar wat bedoelt de Kerk daarmee?
Volgens de Kerk kan de mens enkel door Jezus Christus op de meest fundamentele manier worden bevrijd. Alleen Hij kan immers onze diepste vrijheid herstellen. Wat bedoelt de Kerk daarmee?
Vrij zijn, zo leert de Kerk, wil zeggen dat je beschikt over het vermogen om wel of niet te handelen. Anders gezegd, om weloverwogen daden te stellen. In die zin is er natuurlijk niets of niemand meer vrij dan God zelf, de Schepper die in volstrekte vrijheid hemel en aarde schept en door zijn vrije Woord alle dingen een eigen naam en plaats geeft.
Nu is de mens volgens het Bijbelboek Genesis geschapen als beeld van en naar de gelijkenis met die vrije God. Dat betekent onder andere dat hij, net als God, is toegerust met vrijheid. In tegenstelling tot de andere schepselen, beschikt de mens over een kritische rede en een wilsvermogen. Ons gedrag wordt niet louter bepaald door instinct, reflexen en driften. De Schepper, zo leert het Tweede Vaticaans Concilie ons, verlangde immers naar een schepsel dat niet door een oncontroleerbare inwendige neiging of onder uitwendige dwang voor Hem zou kiezen, maar uit vrije wil, als een volwaardige, persoonlijke keuze. In vrijheid voor God kiezen, dat is meteen waartoe de mens volgens de Kerk is geschapen.
Als de mens werkelijk vrij is, dan kan hij natuurlijk ook kiezen tegen God. Mogelijks viel het u al op dat de mens dat ook daadwerkelijk doet. Zondigen heet dat in het jargon. Door de zonde raakt de mens vervreemd van God en, als beeld van die God, dus ook van zichzelf. Welnu, als God de bron en het summum is van alle vrijheid, en als de mens is geschapen is om vrij te kiezen voor God, dan houdt die vervreemding onvermijdelijk in dat zijn vrijheid wordt aangetast. Toegeven aan de zonde maakt ons tot slaaf van de zonde. Vergelijk het met een [node:field_streamers:0] verslaving die almaar verergert. Met een variant op de woorden van wijlen jezuïet Anthony de Mello kunnen we zeggen dat wij, zogenaamd ‘gewone’ mensen, slechts verschillen van verslaafden in wat we doen, niet in wie we zijn. Elke mens hangt wel vast aan iets alsof zijn hoogste geluk ervan afhangt, terwijl dat geluk enkel van God komt.
Alleen God zelf kan die scheve situatie rechtzetten. Daartoe schakelde Hij zijn eniggeboren Zoon in. Door de zonde van de mensheid op zich te nemen en ervoor te sterven aan het kruis – in alle vrijheid aan zijn Vader gehoorzamend – verzoende Jezus de mens weer met God. Kortom, Christus overbrugt de bres die de zonde tussen Schepper en schepsel had geslagen. We ontdekken weer wie we werkelijk zijn. De ketenen die ons kluisterden aan onze zondige verlangens worden gebroken en we worden in staat gesteld om te doen waartoe we geschapen zijn: in vrijheid kiezen voor God.
Door dat alles van harte te beamen en zich te laten dopen, krijgt de concrete mens deel aan dat het verlossende werk van Christus voor de mensheid. Toch ondervond u wellicht al dat het doopsel uw onvrije hechtingen en foute neigingen niet allemaal tegelijk als bij toverslag deed verdwijnen, ook niet na de eerste communie en het vormsel. Wie uit een donkere kamer komt, kijkt maar beter niet meteen in de volle zon. Innerlijk vrij worden door de genade gebeurt veeleer stapsgewijs, met vallen en opstaan. Mystici en geestelijke leiders getuigen daarvan. Daarom komt de goede Herder zijn schapen telkens weer tegemoet in dat andere sacrament, dat van de verzoening. De catechismus stelt ons intussen gerust: „Hoe meer wij de impulsen van de genade volgen, des te meer groeien onze innerlijke vrijheid en onze standvastigheid.” Genade en vrijheid, ze gaan hand in hand.