‘Kleine goedheid is gekkenwerk, maar niets is meer menselijk’
Onlangs verscheen bij uitgeverij Halewijn het jongste boek van moraaltheoloog Roger Burggraeve (77). In zijn Geen toekomst zonder kleine goedheid denkt de salesiaan na over het genereuze samenleven in verantwoordelijkheid. De Frans-Joodse filosoof Emmanuel Levinas blijft daarbij zijn leermeester.
Ruim tien jaar geleden was hij het die de vragen stelde, tijdens het examen over seksuele ethiek in de opleiding theologie aan de KU Leuven. In die colleges, net als in zijn lezingen en publicaties, was Emmanuel Levinas (1905-1995) nooit veraf. Het leverde Burggraeve de bijnaam ‘Burginas’ op. Intussen is hij al tien jaar met pensioen. Aan vurigheid boette hij niet in. Komt dat door de kleine goedheid „die steeds blijft smeulen als vuur onder de as”?
– Uw boek gaat over de kleine goedheid. ‘La petite bonté’ noemt Levinas haar. Wat is dat?
Levinas zegt dat we als mens in het dagelijkse leven baatzuchtig zijn. Op zich is er ook helemaal niks verkeerds mee om je eigen identiteit uit te bouwen en om je eigen talenten en projecten te ontplooien, overigens altijd in confrontatie met je eigen kwetsbaarheid. Toch is de mens volgens hem ook iets anders dan die baatzucht. In die baatzucht zit een zeker ongemak ingebakken, waardoor we er niet mee samenvallen en onszelf kunnen overschrijden. Dat maakt dat we aanspreekbaar worden voor de kwetsbaarheid en het lijden van anderen, individuen of groepen, maar ook van de natuur, bijvoorbeeld.
Ingaan op dat appel dat uitgaat van de ander, dat is het ‘goede’. Die goedheid is per definitie onbaatzuchtig en wars van elke berekening. Je bent niet goed voor iemand om er iets voor terug te krijgen. In die zin is goedheid ook abnormaal. In normale omstandigheden gaan we immers uit van ieders eigenbelang en zoeken we naar een evenwicht. Goed zijn doe je echter zomaar, zelfs wanneer het je moeite kost en anderen het belachelijk vinden. Goedheid is gekkenwerk, maar tegelijk is er niets meer menselijk dan dat. Levinas noemde dat het mirakel van het menselijke in de mens, het menselijke dat tegelijk ook het goddelijke in de mens is. Dat dragen we in ons mee, als een vonk.
– U schrijft dat Levinas die goedheid erkende in het nabij blijven van een stervende. Blijft dat appel overeind in coronatijden?
Iemand alleen laten sterven doe je niet, zelfs al ligt hij in coma. Daarin manifesteert zich het goede bij uitstek. Van een stervende hoef je immers niets meer terug te verwachten. Je doet dat ook niet voor jezelf, omdat je je nadien beter zult voelen, ook al kan dat zo wel zijn. Het raakte me dan ook dat Tania Desmet, spoedarts in het UZ Gent, onlangs in de krant De Standaard zei dat ze er daar alles aan doen opdat niemand alleen zou moeten sterven. Natuurlijk vraagt dat inspanning en creativiteit in deze bijzondere tijd. Maar zelfs al kun je de hand van de stervende niet vasthouden, toch ben je er.
– [node:field_streamers:0] En wat maakt die goedheid dan ‘klein’?
Precies omdat ze zich vaak uit in heel bescheiden daden, zoals ik net aanhaalde. In sommige situaties kun je niet veel meer doen dan gewoon even luisteren of een klein teken van betrokkenheid geven. Dat is niet spectaculair. Niemand ziet het en het heeft bijna iets onnozels. „Wat brengt dat nu op?”, zeggen sommigen dan. Wel, het brengt niets op. Toch kun je niet anders dan het doen.
Natuurlijk doen we tegelijk ook ons best om de zorg voor de ander te organiseren, bijvoorbeeld in moeilijke omstandigheden als deze. Toch kun je het goede uiteindelijk niet vatten in een systeem of een project. Goedheid heeft nu eenmaal iets onvatbaars. Ze is als de Geest, die waait waar Hij wil. Altijd opnieuw dient ze zich aan in wat niet voorzien was en ook niet kon voorzien worden, als een sprankel.
– Je zou denken dat kleine goedheid iets is voor gewone mensen en grote goedheid voor de grote heiligen. Klopt dat?
Wat de heiligen doen, is vaak ook heel concreet, en op zich niet bijzonder spectaculair. Denk maar aan pater Damiaan, die als timmerman de melaatsen leerde timmeren. Dat grote of spectaculaire goede ligt veeleer in de utopieën, in de grote systemen die een ideale wereld tot stand proberen te brengen, zoals het communisme. Opmerkelijk genoeg ontaarden dergelijke utopieën meestal net in hun tegenpool. Kleine goedheid is echter als een grassprietje tussen de tegels: iets doodsimpels, maar je krijgt het toch niet platgetrapt. De kleine goedheid behaalt geen definitieve overwinning op het kwade, maar kan toch ook nooit door het kwade worden overwonnen. Zelfs in de concentratiekampen was ze te vinden.
– Kunnen we onze samenleving dan niet bewust veranderen met het oog op het goede?
Toch wel. Instellingen en structuren wortelen doorgaans zowel in de baatzucht als in het goede en je kunt ze kritisch doorlichten of ze wel voldoende ruimte bieden aan het goede. Die goedheid zelf kun je echter nooit reduceren tot een hulpmiddel. Soms zeggen mensen me dat ik dat alles in een wetenschappelijk project moet gieten. Welnu, dat gaat niet. Goedheid kun je niet zomaar objectiveren.
Meer informatie over Roger Burggraeves jongste boek vindt u op bladzijde 14. Reageren op dit artikel? Dat kan op www.kerkenleven.be