Zinvragen laten opborrelen
Veertig jaar lang zette Marijke Vanhoutte zich met grote gedrevenheid in voor het vak godsdienst. Nu is het tijd om nieuwe wegen te verkennen
Of Marijke Vanhoutte voortaan minder zal doen en meer zal zijn, is nog niet duidelijk. Feit is dat de gepensioneerde inspecteur-adviseur rooms-katholieke godsdienst op 1 september voor het eerst in veertig jaar niet aan het werk is, maar met vakantie. Niet dat ze het godsdienstonderwijs al officieel de rug toekeerde. „Als gevolg van de coronacrisis kon ik niet op de gebruikelijke manier afscheid nemen”, zegt ze. „Dat zal in fases gebeuren. Toch moet je kunnen loslaten om het nieuwe te verwachten.”
– Voor u inspecteur-adviseur werd, stond u zelf vele jaren voor de klas. Welk type leraar was u?
Als er iets was wat mijn loopbaan tekende, is het de bewuste keuze les te geven in het beroepsonderwijs. Gedurende dertig jaar gaf ik les in de derde graad beroepsonderwijs aan het huidige Vrij Technisch Instituut in Zeebrugge. Dat waren leerlingen die zich voorbereidden op het beroep van onder meer bouwvakker, vrachtwagenchauffeur, installateur, lasser of houtbewerker. Ik zag het als mijn opdracht tijdens de lessen een ruimte of ‘speelveld’ te creëren waarin diepere levensvragen konden opborrelen. De kracht komt immers de lerende toe. Dat deed ik op een uitnodigende manier. Zo hadden mijn leerlingen zelf de keuze er al of niet op in te gaan. Daarbij vertrok ik van een basisvertrouwen in iedere leerling, een waarde die ik van thuis uit meekreeg en waarvoor ik tot vandaag dankbaar ben. Als leraar had ik er geen probleem mee dat niet elke vraag meteen een antwoord kreeg. Het niet onmiddellijk weten opent de weg naar verwondering. Eenzelfde houding neem ik ook aan als grootouder. Mijn echtgenoot Johan en ik hebben drie kleinkinderen, Anna, Liena en Oskar. De jongste werd geboren bij de uitbraak van de coronacrisis.
– Het vak godsdienst staat vandaag onder druk. Hoe kijkt u ernaar?
Godsdienst is voor mij allereerst een vak zoals elk ander. Het vereist gedegen kennis en professionaliteit. De levensbeschouwelijke groei van jongeren is daarbij de focus. Tegelijkertijd is het vak voortdurend onderhevig aan evolutie. De grote uitdaging bestaat erin de tijd bij het geloof te brengen en het geloof bij de tijd. Dat vereist dat ook leraren zichzelf geregeld in vraag stellen en herbronnen. Vooral dat laatste is wezenlijk. Wanneer leraren bij leerlingen diepere lagen willen aanboren, werken ze best ook aan hun eigen onderstroom. Daarvoor had ik als inspecteur-adviseur bijzondere [node:field_streamers:0] aandacht. In mijn omgang met leraren probeerde ik ook altijd de balans te bewaren tussen strengheid en mildheid. Of om het zoals de Russische schrijver Lev Tolstoj te zeggen: „Wees scherp in je blik, maar zacht in je oordeel.”
– Wat maakt iemand tot een waardevolle godsdienstleraar?
Zinvol en inhoudelijk sterk lesgeven, is zoals bij elk ander vak de eerste prioriteit. Gaandeweg ondervond ik dat ook je kwetsbaar opstellen, geduldig zijn, elkaar nieuwe kansen geven en blijvend in dialoog gaan even belangrijk zijn. Het vak godsdienst is een levende werkelijkheid die samen met alle betrokkenen wordt gecreëerd, met een oor bij Jezus en zijn evangelie en een hand aan de polsslag van de tijd. Afgelopen schooljaar gaf ik ruim zestig onlinesessies over de evaluatiedocumenten bij het geactualiseerde leerplan rooms-katholieke godsdienst. Daarbij sloot ik telkens af met een tekst uit het boek Mijn kind, mijn spiegel waarin singer-songwriter Fleur van Groningen oproept trouw te blijven aan zichzelf en zichzelf lief te hebben. Dat kan niet zonder barmhartigheid.
– Aan het eind van vorig schooljaar werd u uitgedaagd de zeven geestelijke werken van barmhartigheid uit te voeren. Wat leerde u daarbij?
Gedurende zeven weken ontving ik van mijn gewaardeerde collega’s van het vicariaat onderwijs bisdom Brugge wekelijks een nieuwe opdracht, waaronder een preek geven over hoe zondaars te vermanen, een psalm in braille ontcijferen, lesgeven aan een klas ‘lastige’ leerlingen, een bedroefde collega troosten en mijn favoriete Mariakapellen bezoeken. De ene uitdaging lag me al meer dan de andere, maar veel tijd om na te denken, had ik niet. Na elke opdracht werd ik grondig geëvalueerd. Behalve dat het plezierig was, besef ik voortaan nog sterker dat zowel ons verstand als ons hart dagelijks bewogen wordt barmhartig te zijn. Aan ons de keuze erop in te gaan.
– Welke wensen en dromen heeft u nog voor de toekomst?
Ik hoop nog lang gezond te blijven om te doen wat ik graag doe, tijd door te brengen met familie en me voorts te engageren, onder meer in de pastorale eenheid Tabor Zedelgem, voor het Bijbelhuis in ons bisdom en voor Vrouwen-in-zicht, een denktank die werkt aan erkenning, participatie en verbinding van vrouwen in de Kerk. Voorts zal de tijd de dromen wel openvouwen, toch? Zolang een mens blijft openstaan voor alle kleine en grote uitdagingen die het leven brengt, blijft hij in beweging