‘God is niet zoek in de oorlog, Hij huist in elke helpende hand’
Vlak voor Kerstmis veroorzaakten raketten opnieuw een complete stroompanne in Charkov, de op een na grootste stad van Oekraïne, die bij de start van de Russische inval drie maanden werd belegerd. Met vele vrijwilligers probeert Wojciech Stasiewicz de meest kwetsbare inwoners bij te staan.
Al vijftien jaar werkt hij in het uiterste noordoosten van Oekraïne. Wojciech Stasiewicz (42) deelt zijn ervaringen echter het liefst in zijn moedertaal, het Pools, met een collega die ook Engels spreekt als tolk. „Ik weet nog hoe ik in het begin worstelde met het Oekraïens”, vertelt hij tijdens een korte passage in België, op uitnodiging van Wereldmissiehulp vzw. „Vervolgens trok ik de straat op en hoorde enkel Russisch. Dat spreekt u toevallig niet?”
– Hoe kwam u in Oekraïne terecht?
Een bevriende Poolse priester werkte al in het landelijke Sumy, op een uur rijden van de Russische grens. Hij zocht versterking en ontstak een vuur in mijn hart. Het begin was moeilijk, niet alleen door de taal maar ook door het contrast met de Poolse kerk. Dat was nog een massakerk, verbonden met katholieke scholen en jeugdwerk, met gebedsgroepen en verenigingen. In Oekraïne is de meerderheid orthodox, vanuit de traditie maar niet praktiserend, en het vergt er moed om te zeggen dat je katholiek en waarachtig gelovig bent. In Sumy ondersteunden we mensen om een levendige gemeenschap te vormen, die zich niet schaamde om van Christus te getuigen. Het was een uitdaging voor mij, maar de parochie toonde zich als een familie die me op haar beurt ondersteunde.
– Wat bracht u van het platteland naar grootstad Charkov?
Met de parochie hielden we een daklozenrestaurant open en we verdeelden voedselpakketten voor mensen in nood. Hulpbisschop Stanislav Shyrokoadiuk, ooit stichter van de Caritaskoepel in Oekraïne, bracht ons een bezoek. Hij zag ons werk en tot mijn verrassing vroeg hij me om regionaal directeur te worden. Dat kon ik niet afwijzen, ook al zijn Sumy en Charkov niet te vergelijken. Van een bureautje in een garage kwam ik terecht in een echt hoofdkwartier in een metropool, met een ploeg personeelsleden en tientallen vrijwilligers.
– Hoe drastisch veranderde de oorlog het werk van Caritas in Charkov?
Voor de oorlog hadden we zorgvuldig uitgebouwde projecten lopen voor daklozen en alleenstaande moeders. Sinds bijna een jaar bestaat er geen lange termijn meer. Elke dag brengt nieuwe problemen. Waar vielen de raketten die nacht, waar hebben ze ons nodig? Dagen de vrijwilligers op? Welke stadsdelen zijn bereikbaar? Ondanks alle onzekerheden geeft God ons elke dag wat we nodig hebben.
Elke dag hebben we contact met 1.500 tot 3.000 mensen. Sommigen komen tot bij ons, de meesten zoeken we zelf op in diverse delen van de stad. We zien nog steeds daklozen, maar zij houden eigenlijk beter stand [node:field_streamers:0] in extreme omstandig- heden dan de mensen die hun werk verloren omdat de fabrieken sloten. We ondersteunen ook veel vluchtelingen uit dorpen aan de Russische grens, die hoopten om in de stad werk en een woonst te vinden, en kinderen die dag en nacht in kelders doorbrengen. Zeventig procent van de scholen is vernietigd en er is alleen online les. De ouders wagen zich op straat en in de flats om eten te kopen en te koken, de kinderen blijven binnen.
– Lukt het in dergelijke omstandigheden om een geloofsgemeenschap te vormen?
Ik herinner me dat we in het begin van de invasie voedsel en water uitdeelden in een metrostation waar mensen zich verschuilden. Een vrouw sprak een vrijwilligster kwaad aan. Waar was God? Zij antwoordde dat God niet zoek is in de oorlog, Hij huist in elke helpende hand. Daar had ik niets aan toe te voegen. Nog altijd merken we dat mensen niet alleen naar de kathedraal komen omdat we vlakbij voedselpakketten verdelen, maar ook om precies die vraag te stellen.
Met de vrijwilligers delen we dan weer wat we leerden van Moeder Teresa. Niet wat je geeft telt, maar hoe je het geeft. En hoewel een meerderheid van hen agnost is, openen we elke vergadering met een gebed. Onlangs vierden we samen de feestdag van Elizabeth van Hongarije. We plaatsen de inzet in een context, ook in oorlogstijden.
– Welke boodschap brengt u mee naar België?
Wereldmissiehulp stuurde twee keer een container naar Charkov, met kledij en voedingsmiddelen. Nog steeds hebben we warme kleren, medicijnen en eenvoudige verwarmingstoestellen nodig, maar het is allesbehalve vanzelfsprekend om giften uit West-Europa tot in Charkov te krijgen. Westerse chauffeurs zijn niet meer verzekerd zodra ze de Oekraïense grens over rijden, dus brengen ze de goederen tot in Polen. Dan moeten wij nog duizend kilometer overbruggen en dat valt nauwelijks te bekostigen. Even belangrijk als materiële hulp is echter dat mensen aan ons denken. Dat ze niet alleen in eigen land onderdak geven aan vluchtelingen, maar ook niet vergeten dat mensen achterbleven. Jullie gedachten geven ons kracht.