De twijfel van moeder Teresa
Haar brieven getuigen van haar worsteling met duisternis en haar gevoel van Gods afwezigheid. Desondanks was haar leven vruchtbaar
Het boek Moeder Teresa, Kom wees mijn licht. De persoonlijke geschriften van ‘De Heilige van Calcutta’ (2008) lag al even stof te vergaren op het nachtkastje van Pieter Busschaert. Als jonge vader kwam hij er maar niet toe de driehonderd bladzijden te doorploegen. Tot er afgelopen maand in het bisdom Brugge drie leesavonden werden georganiseerd, onder leiding van Dirk Boone.
„Dat deze geschriften pas na haar dood werden gepubliceerd, is dan ook geen verrassing”, aldus Pieter. „Door haar kwetsbaarheid en de breekbaarheid die ze aan de dag legde ten opzichte van haar bisschop en geestelijke leider, kreeg ik een ander beeld van moeder Teresa. Haar omslag naar een koesteren van de duisternis ervaar ik als een trigger voor mijn eigen zoektocht. Ook de uitweiding naar Theresia van Lisieux was een meerwaarde. Misschien kom ik er nu eindelijk toe het boek op mijn nachtkastje te lezen.”
Bijzondere roeping
Op de leeftijd van achttien treedt Moeder Teresa (1910-1997) in bij de zusters van Loreto in Italië. Ze wil missiezuster worden en beleeft haar noviciaat in India, waar ze ook haar eeuwige geloften aflegt. Op weg naar een retraite ontvangt ze in 1946 een ‘roeping binnen haar roeping’. Zozeer dat ze Loreto, waar ze nochtans heel gelukkig was, verlaat om de straat op te gaan „om de armsten der armen te dienen (…), om Hem te dienen in de armsten der armen”.
Het leven van de armsten delen door zelf in volstrekte armoede te leven en Christus tot in de sloppenwijken te brengen, benoemt moeder Teresa als ‘Zijn werk’, waarmee ze, na enkele jaren van onderscheiding, in 1948 mag aanvangen. In 1950 ontvangt moeder Teresa het decreet van de officiële stichting van de ‘Congregation of the Missionary Sisters of Charity’. Aan het einde van haar leven telt de congregatie zo’n vierduizend zusters over 610 stichtingen in 123 landen.
Diepe eenzaamheid
Ondanks het succes van de congregatie loopt niet alles van een leien dakje. Wanneer moeder Teresa met ‘Zijn Werk’ aanvangt, ervaart ze in haar hart vooral duisternis, leegte en diepe eenzaamheid. Haar verlangen naar Gods liefde wordt niet, of niet langer, beantwoord. God voelt veeleer afwezig en haar verlangen naar Hem blijft torenhoog. Toch blijft de zuster ‘uiterlijk’ vruchtbaar, en altijd met een glimlach, haar roeping voortzetten en haar [node:field_streamers:0] zusters inspireren.
Pijnlijk verlangen
Hoe is het mogelijk dat iemand zoveel dynamiek, begeestering en energie uitstraalt en zich innerlijk duister, verworpen en onbemind door God voelt? „Het antwoord is te vinden in haar brieven”, zegt Liesbeth Degryse, medewerker bij CCV, partner in christelijk vormingswerk, in het bisdom Brugge. „Dankzij geestelijke begeleiding krijgt moeder Teresa inzicht in hoe God, ondanks het gevoel van afwezigheid, in haar aan het werk is. De duisternis die ze ervaart, is als blind zijn wanneer het Licht te fel is en te dichtbij komt. God is op dat moment heel dicht aanwezig, maar als mens kunnen we de felheid van zijn Licht niet aan, wat zich als duisternis vertaalt. Met vallen en opstaan vindt moeder Teresa een manier om God lief te hebben, ook zonder dat Hij haar zijn voelbare liefde terug schenkt. Enkel het pijnlijke, soms folterende verlangen houdt haar liefde gaande.”
„Door een inzage in haar merkwaardige spirituele weg kreeg ik een volstrekt andere kijk op het leven van moeder Teresa”, getuigt Lut Vercruysse, diocesane religieuze van de Vincentiuszusters van EerKoNie. „Het aanvaarden van de duisternis die ze voelde, was voor moeder Teresa een uitnodiging om zich helemaal te vereenzelvigen met de mensen voor wie ze haar congregatie had gesticht: de verworpenen, de uitgestoten en de onbeminde mensen van de sloppen. Doordat ze zichzelf intens verworpen voelde door God, werd ze één van hen, één met hen. Niet de non die kwam ‘goed doen’, vanuit een soort overdaad aan liefde, maar vanuit een diep besef dat ze zelf zo hunkerde naar liefde.”
Iemand zijn
„Wat ik hoop mee te dragen, is wat begeleider Dirk Boone aanhaalde uit een toespraak van moeder Teresa in 1980”, zegt zuster Lut. „Onze armen zijn prachtige en beminnelijke mensen. Ze hebben ons medelijden en beklag niet nodig. Wel onze begrijpende liefde en ons respect. We moeten de armen zeggen dat zij voor ons iemand zijn, geschapen om lief te hebben en bemind te worden. Zijn we immers soms zelf vaak niet die armen?”
„In de geschriften van moeder Teresa zien we een mens van vlees en bloed die worstelt met wat in haar hart gebeurt en probeert om God lief te hebben”, zegt Liesbeth Degryse tot besluit. „Met vallen en opstaan, maar met een groot verlangen. Misschien situeert haar heiligheid net daar middenin.”