‘Christenen zijn geen museumbewaarders’
Broeder Matthew, de eerste anglicaan aan het hoofd van de broeders van Taizé
Tijdens de indrukwekkende gebedswake op het Sint-Pietersplein in Rome aan de vooravond van de synode zaten enkele rijen achter de paus en de christelijke leiders twee weinig opvallende broeders in wit habijt: Alois, de prior van Taizé, en Matthew (58), die hem begin december zal opvolgen aan het hoofd van de oecumenische gemeenschap.
Samen met paus Franciscus en 18.000 aanwezige gelovigen uit de hele wereld, vooral jongeren, baden vertegenwoordigers van de belangrijkste christelijke kerken voor het welslagen van de synode over de toekomst van de Kerk. De wake was een initiatief van de gemeenschap van Taizé en meteen een belangrijke etappe voor de oecumene, de weg van eenwording van alle christenen. Het was broeder Matthew die tijdens het Europese luik van de synode in Praag (in februari laatst) ons op het idee bracht om met lezers deze gebedswake in Rome te komen bijwonen.
Baken
In 1940 vestigde de Zwitserse protestantse theoloog Roger Schutz (1915-2005) zich in Taizé, in het zuiden van Bourgondië (Frankrijk). Langzaamaan sloten jonge mannen zich aan als eerste broeders. Vanaf de jaren 1960 trokken vele jongeren naar Taizé om er in een oecumenische sfeer hun geloof te delen. Taizé speelde een rol in de opstanding van het christendom na de val van het communisme in Oost-Europa, maar is ook een baken voor katholieken geboren na het concilie. Na de dood van broeder Roger in 2005 werd de gemeenschap geleid door de Duitse katholiek Alois Löser. De gemeenschap telt momenteel zo’n honderd broeders. Zij komen uit een twintigtal landen, uit alle hoeken van de wereld, alle culturen en christelijke confessies.
Na 18 jaar geeft broeder Alois de leiding van de gemeenschap over aan broeder Matthew (58), geboren als Andrew Thorpe in West Yorkshire (Engeland). Hij is een anglicaanse leek en trad toe tot de gemeenschap van Taizé op zijn 21ste. Volgens de regel van Taizé komt het aan de prior toe zelf om een opvolger aan te stellen.
Zelf schrok de broeder van de beslissing, die eind juli bekend werd. Hij is immers een uitermate bescheiden persoon. Voor hem is Taizé geen model voor de oecumene. Het was nooit de bedoeling dat er een ‘beweging’ ontstond rond de gemeenschap van Taizé. Iedereen wordt echter uitgenodigd om, na een etappe van de ‘pelgrimage van vertrouwen’ meegemaakt te hebben, thuis waar te maken wat hij of zij uit het evangelie heeft opgepikt.
Kerk kan niet stil staan
‘We zien in Taizé de grote problemen van de katholieken in West-Europa, waar het geloof niet meer wordt doorgegeven van de ene aan de andere generatie, maar we merken ook de veranderingen in de Kerken van Oost-Europa’, vertelde hij ons. ‘Hun jongeren komen minder talrijk dan voorheen naar Taizé. Wat wil dat zeggen? Om dat goed te vatten, moeten wij veel luisteren.’
In juli 1962 kregen de broeders Roger en Max van Taizé een uitnodiging voor het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). Vanuit dezelfde geest is de anglicaanse broeder betrokken bij het synodeproces, onder meer door deel te nemen aan de Europese Vergadering in Praag eerder dit jaar. Daar wees hij ons op het belang van stilte. ‘Een gemeenschap die samen bidt, kan ook samen op weg gaan. De eenheid wordt gegeven in Christus. Het is interessant om te na te gaan hoe in synodale ontmoetingen gebed een plaats kan krijgen.’
Duidelijke identiteit
Broeder Matthew zei ook hoe men in Taizé merkt hoe verscheiden de jongeren vandaag wel zijn en dat zij in een tijd van onzekerheid op zoek zijn naar een duidelijke identiteit. Dat uit zich op heel diverse wijzen, bijvoorbeeld in klimaatactivisme, maar ook in meer traditionele opstellingen. ‘Opnieuw, het is belangrijk om naar jongeren luisteren, naar wat ze meemaken en dat een plek geven’, zegt hij.
De broeder benadrukte ook dat de Kerk niet stil kan staan, en dat de synode onderstreept dat traditie iets is wat voortdurend evolueert. ‘Het is niet iets wat ergens in een doosje zit opgeborgen. In plaats van museumbewaarders zouden christenen zichzelf moeten zien als arbeiders in een prachtige tuin.’