Limburgse zuster (99) wordt Ridder in de Kroonorde
Haar hart ligt zonder meer in de Rwandese hoofdstad Kigali, maar sinds juli verblijft zuster Maria even bij haar broer Lambert in Hasselt, die zopas zijn 65-jarig priesterjubileum vierde. Ze beleefden samen een mooie zomer in de Limburgse hoofdstad en genoten intens van de zevenjaarlijkse Virga Jessefeesten. Maar Rwanda was nooit ver weg. Elke dag stelde een telefoontje of een WhatsAppbericht naar het thuisfront haar dan ook gerust. Ja, zelfs op haar 99ste kent een smartphone geen geheimen meer voor haar.
‘Hoewel ik van één berichtje toch even moest bekomen’, vertelt ze met nog steeds een heerlijk Noord-Limburgs accent. ‘Bert Versmessen, die tot juli de Belgische ambassadeur was in Rwanda en vandaag ambassadeur is bij de EU in Brussel, stuurde me een bericht dat ik eind dit jaar het ereteken Ridder in de Kroonorde mag ontvangen. Dat werd goedgekeurd door een Koninklijk Besluit van 12 augustus. Ik citeer: “Het is een erkenning voor jouw levenswerk en jouw bijdrage aan de uitstraling van België. De ambassade zal hiervoor binnenkort een ceremonie organiseren”. Het doet me toch wat. Ik ben enorm vereerd en dankbaar dat ons werk in Kigali wordt gewaardeerd.‘
‘Ik ben enorm vereerd en dankbaar dat ons werk in Kigali wordt gewaardeerd.’
Zuster Maria Vanherk trad in 1950 in bij de zusters bernardinnen van Oudenaarde. Ze studeerde er verpleegkunde en vertrok in 1958 als missionaris naar het toen onbekende Afrika, met de Bijbel als gids. Ze kwam terecht in Rwamagana, een missiepost nabij de Rwandese hoofdstad Kigali.
‘Ik werkte in een sanatorium waar 200 patiënten met tuberculose verbleven. Aanvankelijk verliep alles rustig, maar na een jaar kwamen etnische problemen aan de oppervlakte. Mensen werden vermoord en hutten in brand gestoken. Het was een ingrijpende ervaring die ik nooit zal vergeten.’
Kigali
In 1964 ging ze aan de slag in het ziekenhuis van Kigali, waar ze zieken verzorgde in soms erbarmelijke omstandigheden. Ze bleef er tot 1994, het jaar van de genocide. ‘Een vreselijke periode. Niet te beschrijven’, zegt ze. ‘Er vielen zo veel doden en gewonden. Met één arts en met enkele verpleegkundigen baarden we de doden op, onder meer de tien neergeschoten Belgische para’s. Finaal moest ik zelf noodgedwongen vluchten. Toen ik een maand in België was, vroegen de oversten aan me om naar Bukavu te reizen. Samen met een medezuster stond ik er gevluchte Rwandese zusters bij. Later keerde ik dan terug naar mijn missiepost in Kigali, waar ik tot vijf jaar geleden overste was. Voordien werkte ik jarenlang in het ziekenhuis. Vandaag zijn we er nauw verbonden met de salesiaanse gemeenschap.’
‘Ik heb niet meteen vast werk, maar ik ben toch de hele dag bezig.’
Zuster Maria Vanherk is dan ook God dankbaar, omdat ze trouw kon blijven aan haar roeping in de blije, maar ook in de moeilijke periode die ze kende in Rwanda. ‘Dankbaar ook, omdat Hij mij geroepen heeft om jarenlang op weg te mogen gaan met zo veel kleine, eenvoudige en arme mensen. Ik heb iets van mezelf aan hen mogen geven, maar ik heb ook veel mogen ontvangen.’