Vastenbrief bisschop Lode Aerts: ‘Een vasten langs drie wegen’
'Gij gunt uw gelovigen de vreugde
jaarlijks met een zuiver hart
naar het paasfeest toe te gaan:
dit is een tijd van meer toeleg op het bidden,
van grotere aandacht voor de liefde tot de naaste,
een tijd van grotere trouw
aan de sacramenten waarin we zijn herboren.’
(prefatie voor de veertigdagentijd)
De vastentijd heeft niet de beste reputatie. Toch is dat niet helemaal terecht, want vasten (of ‘Fasten’ in het Duits) betekent eenvoudig: ‘vasthouden of trouw onderhouden’. De eucharistie herinnert ons veertig dagen lang: ‘Dit is een tijd van grotere trouw aan de sacramenten waarin we zijn herboren.’ In doopsel, vormsel en eucharistie krijgen we deel aan Christus’ liefde, en de vasten helpt ons trouw te blijven aan deze liefde. Waar de connectie met Christus verbroken is, kunnen we de verbinding herstellen en de draden weer aan elkaar knopen. Dat is trouwens de letterlijke betekenis van het woord ‘boeten’; het is wat vissers doen bij het herstel van gescheurde netten.Voor dit herstel biedt de veertigdagentijd drie belangrijke wegen.
Tijd van meer toewijding
De eerste blijkt al uit de liturgie tijdens de vasten: ‘Dit is een tijd van meer toewijding aan het bidden.’ Door het gebed worden we weer bewust van hoe God naar ons zoekt. Elk jaar krijgen we veertig dagen om onze relatie met Hem biddend te herstellen. De oprechtheid van dit gebed zal blijken uit onze omgang met broeders en zusters. Dit is de tweede weg in ‘een tijd van grotere liefde tot de naaste’. Waar dit sociale aspect ontbreekt, zijn de profeten bijzonder streng: ‘Op de dag dat u vast, zoekt u nog uw eigen voordeel. U kijft en krakeelt als u vast en slaat er boosaardig met uw vuisten op los. Zie, bij een vasten als dit dringt uw stem niet in den hoge door.’ (Jesaja 58,3-4) Het is duidelijk: de veertigdagentijd spoort ons aan om zowel de liefde tot God als de liefde tot de naaste te herstellen.
De oprechtheid van ons gebed zal blijken uit onze omgang met broeders en zusters.
Er is nog een derde weg, die we jammer genoeg wat minder vaak betreden. Het is de weg van verlangen, van het uitzien naar God en zijn Rijk van broederlijkheid en zusterlijkheid. Dit verlangen wordt in elke spirituele traditie gecultiveerd door een verstandige vorm van soberheid en onthouding. Niet om onszelf te bewijzen, maar om aan den lijve te ondervinden ‘dat we niet leven van brood alleen’ (Matteüs 4,4). Iets minder eten en drinken, iets minder sociale media en iets minder luxe zetten ons op het spoor van een dieper verlangen naar God, die liefde is.
Dietrich Bonhoeffer heeft daarover treffend geschreven in de nazigevangenis:
‘Als je van iemand houdt
en je bent van hem of haar gescheiden,
kan niets de leegte van zijn afwezigheid opvullen.
Je moet dat niet proberen.
Je moet eenvoudigweg aanvaarden en volharden.
Dat klinkt erg hard, maar het is een grote troost,
want zolang de leegte blijft,
blijf je aldoor met elkaar verbonden.
Het is fout te zeggen: God vult de leegte.
Hij vult haar helemaal niet… integendeel.
Hij houdt de leegte leeg en helpt ons zo
de vroegere gemeenschap met elkaar te bewaren,
zij het dan ook in pijn.’
Verlangen, bidden en delen willen inderdaad de gemeenschap met God behouden. Het zijn drie wegen naar Hem, die zelf naar ons toekomt met een liefde die op Pasen zelfs de dood overwint.