Tertio: 'Met Newman krijgt Kerk atypische heilige'
Dat de Engelse denker en dichter John Henry Newman (1801-1890) heilig wordt verklaard, is op zich niet verrassend, schrijft Geertjan Zuijdweght in Tertio. Zijn leven en werk oefenden grote invloed uit op de katholieke theologie, het katholiek hoger onderwijs en het leven van gelovigen wereldwijd. Bovendien heeft hij een schare trouwe fans die al meer dan zestig jaar lobbyen voor zijn verheffing tot de eer der altaren. Die zaak is nu beklonken. De Kerk erkent dat Newman de christelijke deugden in heroïsche mate beoefende en bijgevolg het gelaat Gods schouwt. En toch houdt een heiligverklaring een zeker gevaar in. Canoniseren is namelijk altijd een beetje domesticeren. Newman is vanaf nu een voorbeeldig katholiek – een ‘specialiteit van het huis’ – en dat is ironisch, want eigenlijk was hij een bijzonder eigenzinnige katholiek. Zowel wat zijn denken als wat zijn karakter betreft.
Toen de kwestie van de pauselijke onfeilbaarheid op tafel lag tijdens Vaticanum I, was Newman een van de weinige Engelse katholieken die zich publiekelijk afvroeg of het verstandig was dat dogma te definiëren.
Geen modernist
Voor veel katholieke modernisten in het begin van de 20ste eeuw was Newman een geestverwant. Hij had de aanzet gegeven voor een historisch, dynamisch, op ervaring gebaseerd begrip van openbaring. Enkel met de grootste moeite konden Romegezinde theologen aantonen dat Newmans gedachtegoed te verenigen was met de heersende scholastieke orthodoxie. Hoewel dat soms ten koste ging van de eigenheid van Newmans denken, is het aan hen te danken dat Newman behouden werd voor de katholieke theologie en dat hij als inspiratie kon dienen voor heel wat bisschoppen en theologen in de woelige aanloop naar Vaticanum II. Bovendien hadden ze gelijk. Newman was geen modernist.
Het is niet omdat er op de Kerk van alles aan te merken is, dat ze niet moet worden geloofd. Die overtuiging maakt de kern uit van Newmans denken.
Aan de ene kant wist hij heel goed dat de Kerk een treurig schouwspel was. ‘Het gelaat van de zichtbare kerk is zonder twijfel bijzonder teleurstellend voor een eerlijk mens, wat zeg ik, het is in zekere zin een schandaal’, schreef hij ooit. Maar dat neemt niet weg dat de Kerk de vindplaats blijft van Gods zelfopenbaring. Of categorischer in zijn woorden: ‘Het woord van de Kerk is het woord van de openbaring. Dat de Kerk het onfeilbare orakel is van de waarheid is het fundamentele dogma van de katholieke religie’. Dat laatste horen we niet graag. Vandaag nog minder dan toen. Maar de woorden van een heilige moeten schuren.