Hoe een Belgische priester de vader van de bigbangtheorie werd
De Belgische priester Georges Lemaître (1894-1966), de vader van de bigbangtheorie en daarmee ook de grondlegger van de moderne kosmologie, werd in 1894 geboren in Charleroi. Na zijn studies natuur- en wiskunde, trok hij naar het Grootseminarie om er theologie te studeren en priester te worden. In 1923 werd hij tot priester gewijd. In oktober 1926 ging hij aan de slag aan de KU Leuven. Al in 1927 werd hij er benoemd tot gewoon hoogleraar, waardoor hij de kans kreeg om zich toe te leggen op zijn kosmologisch onderzoek.
Georges Lemaître was allerminst wereldvreemd en kreeg ook de kans om vaak naar het buitenland te reizen. Zo kwam hij onder meer terecht aan de universiteiten van Cambridge en Washington (1932-1935) en doceerde zelfs aan het befaamde Massachusetts Institute of Technology (MIT) in de VS. Zo kwam hij in contact met beroemde kosmologen als Hubble. In 1935 kreeg Lemaître zijn eerste eredoctoraat in Montreal en in 1934 de Franquiprijs, de belangrijkste Belgische wetenschappelijke onderscheiding. In 1936 werd hij benoemd als lid van de Pauselijke Academie voor Wetenschappen, waarvan hij na de dood van pater Agostino Gemelli van 1960 tot 1966 ook voorzitter werd.
Pas na 30 jaar vond de bigbangtheorie ingang
In 1927 oppert Lemaître in de Annalen van de Société scientifique de Bruxelles al een eerste keer de theorie van het uitdijende heelal. In 1931 publiceerde hij het wereldberoemd geworden artikel in het tijdschrift Nature, waarin hij aan de hand van de relativiteitstheorie van Albert Einstein tracht aan te tonen dat het universum sinds zijn oorsprong almaar verder aan het uitdijen is. Na de publicatie werd hij in de wetenschappelijke wereld echter allerminst op handen gedragen en sommigen doopten zijn theorie over het ontstaan van het heelal spottend om tot de bigbangtheorie.
De neerbuigende houding van wetenschappers die bleven zweren bij een statisch heelal zorgde ervoor dat zijn inzichten tot in de loop van de twintigste eeuw onderbelicht bleven. Maar in de loop van de jaren 1960 komt er een ommekeer in de wetenschappelijke wereld als astronomen dankzij almaar betere instrumenten en berekeningen van astrofysici steeds meer bevestiging vinden voor Lemaîtres oerknaltheorie en het uitdijende heelal. In het spoor van die erkenning werd de kosmoloog-priester door de paus benoemd tot voorzitter van de Pauselijke Academie voor Wetenschappen.
Georges Lemaître stierf op 20 juni 1966 in Leuven. Een Nobelprijs heeft hij nooit gekregen.
Meningsverschil van 1951-1952 met Pius XII over de oerknal
Een interessante gebeurtenis is het meningsverschil tussen de toenmalige paus Pius XII en Lemaître over het verband tussen de uitdijing van het heelal en de mogelijkheid om daarin misschien een wetenschappelijk bewijs te zien voor het bestaan van God. In een toespraak tot de Pauselijke Academie voor de Wetenschappen in november 1951, waarbij Lamaitre niet aanwezig was, zei Pius XII dat de recente astronomische ontdekkingen de eerste pagina van het boek Genesis bevestigden.
In een persoonlijke audiëntie die hij had aangevraagd in het vooruitzicht van een nieuwe pauselijke toespraak in september 1952, zou Lemaître de paus toen gecorrigeerd hebben en hem hebben verteld hij zich vergiste met zijn opmerkingen over wetenschap en de Heilige Schrift. Georges Lemaître zou de paus tijdens dat gesprek hebben aanbevolen om de wetenschap duidelijk te onderscheiden van het geloof en de aard van het fysieke universum van de mogelijkheid dat dit een schepper heeft. Van de inhoud van dat gesprek zijn er geen geschreven bronnen.
Georges Lemaître had eerder overigens fel gedebatteerd met Albert Einstein. Die bleef aanvankelijk sterk ervan overtuigd dat zijn algemene relativiteitstheorie op een statisch universum moesten worden toegepast. Maar volgens onze landgenoot bleef die relativiteitstheorie net zo goed geldig bij de uitdijing van het heelal.