Oecumenische patriarch Bartholomeüs blikt terug op Vaticanum II
In een terugblik op de 60ste verjaardag van Vaticanum II schrijft oecumenisch patriarch van Constantinopel Bartholomeüs dat het Tweede Vaticaans Concilie in de orthodoxe wereld aanvankelijk voor verwarring zorgde, al bestond er op dat moment al een sterke toenadering tussen de rooms-katholieke en de orthodoxe Kerk. Bovendien werden orthodoxe Kerken uitgenodigd om deel te nemen aan het concilie, al bleef hun inbreng formeel beperkt tot het sturen van waarnemers.
Patriarch Bartholomeüs herinnert zich dat er in de orthodoxe wereld bij de aankondiging van het concilie werd gehoopt op een grote oecumenische raad van alle christelijke Kerken, die manieren zou zoeken om het Lichaam van Christus te verenigen. Die hoop was te hoog gegrepen. Maar anderzijds had paus Johannes XXIII goed begrepen dat katholieken en orthodoxen geen vijanden, maar broeders zijn. De patriarch looft Johannes' grote verdienste om een sfeer van vertrouwen te creëren. Ook de orthodoxe patriarch Athenagoras was het initiatief al snel goed gezind.
Patriarch Bartholomeüs schrijft: In de orthodoxe wereld werd de aankondiging van een oecumenisch concilie met vreugde én scepsis begroet. Maar toen men besefte dat dit concilie alleen de roomse Kerk zou betreffen, was er een zekere teleurstelling. Maar patriarch Athenagoras gaf niet op. Hij had een groot verlangen om het verleden achter zich te laten en het pad van ontmoeting richting Rome te bewandelen. Daarom toonde hij interesse in het initiatief van de Kerk van Rome.
De oecumenische patriarch vindt dat het Tweede Vaticaans Concilie ook ruimer bij theologen en predikanten in de orthodoxe wereld belangstelling wekte in de verschillende fases en bij de publicatie van documenten. Eenzelfde aandacht bestond voor de diverse onderwerpen die op het concilie aan bod kwamen. Hij merkt nog op dat het concilie de centrale plaats van de Romeinse liturgie herstelde en besluit: Het is de plicht van ons allen die vandaag de dag christen zijn om te blijven werken aan het herontdekken van onze eenheid in dit ene brood en deze ene beker.
Bron: L’Osservatore Romano