Paus Benedictus XVI maakte wel degelijk een vuist tegen misbruik
Paus Benedictus XVI was voordat hij tot paus verkozen vanaf 1982 prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, die ook klachten over seksueel misbruik van katholieke geestelijken behandelde. Maar de ernst en de omvang van het seksueel misbruik werd pas naar het einde van zijn pontificaat echt duidelijk. Dat neemt niet weg dat hij als eerste paus het kader uittekende voor de bestrijding ervan, onder meer in zijn pastorale van brief van 2010 naar aanleiding van het seksueel misbruik in Ierland.
Tijdens zijn bijna acht jaar durende pontificaat, dat begon in 2005, zette Benedictus XVI vele honderden daders van misbruik uit het priesterambt. Hij ontmoette ook regelmatig slachtoffers van misbruik.
Al tijdens een bezoek aan Duitsland had hij een eerste ontmoeting met slachtoffers, toen nog ver van de camera’s. Ook tijdens een bezoek aan Engeland en later onder meer ook aan de VS waren er persoonlijke ontmoetingen met slachtoffers. Pas tijdens dat laatste bezoek was er voor die ontmoeting ook aandacht in de media, mee omdat de Amerikaanse bisschoppen in 2000 een nultolerantiebeleid voor de strijd tegen seksueel misbruik door katholieke geestelijken hadden afgekondigd.
In tegenstelling tot zijn voorganger had Benedictus XVI - ondanks de kritiek van sommigen op zijn ‘zwakke leiderschap’- de moed om werk te maken van het bestraffen van geestelijken die zich aan seksueel misbruik hadden schuldig gemaakt en hen uit het ambt te zetten. Hij gaf ook persoonlijk de opdracht voor een onderzoek naar misbruik in Ierland, wat resulteerde in het aftreden van verschillende bisschoppen. In tegenstelling tot zijn voorganger strafte hij pater Marcial Maciel, de stichter van de Legionairs van Christus wél . Hij nam het initiatief voor de oprichting van de Pauselijke Commissie voor de Bescherming van Minderjarigen, die onder zijn opvolger een cruciale rol zou krijgen in de strijd tegen seksueel misbruik. Recent nog loofde paus Franciscus zijn voorganger omdat hij de moed had gehad om zijn verantwoordelijkheid te nemen in de strijd tegen misbruik en om zijn streven naar transparantie in deze. Dat neemt niet weg dat hem in rapport over het seksueel misbruik in het aartsbisdom München enFreising - waar hij van 1977 tot 1982 aartsbisschop was - dat begin 2022 werd gepubliceerd, laksheid werd verweten omdat hij daders van misbruik mogelijks een nieuwe kans had gegeven.
Sommigen proberen zijn aftreden in verband te brengen met het seksueel misbruik, maar die stelling wordt door Vaticaanwatchers niet gevolgd.
Een niet onaanzienlijk deel van de vaticanisten vermoedt dat zijn aftreden mogelijkerwijze wél te maken heeft met de weerstand in zijn entourage tegen zijn streven naar hervorming van de Romeinse curie. Als kardinaal Joseph Ratzinger maakte hij vanaf 1982, als prefect van de Congregatie van de Geloofsleer, en daarna van 2005 tot 2013 als paus, deel uit van dat bestuursapparaat. Volgens hen realiseerde hij zich tegen het einde van zijn pontificaat dat hij door de nauwe banden die hij zo doorheen de jaren had opgebouwd niet meer over voldoende doortastendheid beschikte om die hervormingen volledig door te voeren. Officieel trad hij terug omdat zijn gezondheid hem niet langer toeliet zijn functie als paus naar behoren te vervullen.