Sara Loobuyck deelt het leven van bootvluchtelingen in Sicilië
Auteur: Sara Loobuyck
Al maanden zit het nieuws vol schrijnende verhalen van Afrikanen die met de moed der wanhoop het water oversteken richting Europa. Ik ken hen niet. Onze levens staan mijlenver van elkaar. Ik weet dat een deel van hen de eindmeet niet haalt: de Middellandse Zee wordt hun graf, hun dromen en verlangens verdwijnen in de diepte. Anderen bereiken de overkant wel. Maar wat staat hen daar te wachten? Wie zijn die mensen die naar Europa komen, wat zijn hun drijfveren? Ik besloot het zelf uit te zoeken en trok ik naar een opvangkamp voor mannen in Ragusa, Sicilië. 3 weken lang leefde ik er samen met asielzoekers en enkele andere jongeren uit Europa.
Het verhaal van de vluchtelingen is nu ook mijn verhaal. En dit moet gedeeld worden.
Het opvangkamp in Ragusa, veel zon en 1 boom
Een stuk grond van 120m2, een witgeverfde eetzaal die tegelijk als klaslokaal dient en een 7-tal slaapkamers. Dit wordt onze woonst voor de komende 3 weken. 10 paar donkere ogen kijken ons argwanend aan. De vragende blikken van de jongens zeggen ons dat ze niet afweten van onze komst. We vertellen dat we enkele weken met hen willen meeleven. Ze knikken. Ze zijn nog jong, heel jong. Ze dragen een los T-shirt en pantoffels. Gekregen toen ze hier aankwamen. Een enkeling heeft een zonnebril op zijn hoofd. Een van hen staart gefascineerd naar mijn huid: Ga maar in de zon staan, want je bent zo wit, zegt hij zacht. Zelf zoeken de Afrikanen de schaduw op, onder die ene boom die het stukje grond wat opvrolijkt.
Voor 35 jongens is dit centrum hun dagelijkse verblijfplaats in Italië. Ze komen uit Nigeria, Mali, Senegal, Gambia en Ivoorkust. Hoe lang ze hier zullen wonen, weten ze niet. Buiten spelen enkelen pingpong op een zelfgemaakte tafel. Ik geef hun een hand en vraag hoe ze heten.
Ik doe mijn best om hun namen te onthouden. Het is hun identiteit, misschien wel het enige wat hen nog bindt aan hun moederland.
Een van de jongens ligt uitgestrekt op een houten bank, de ogen gesloten. We slapen veel, zegt Hamidou. Dan moeten we niet nadenken.
Een 5-tal jongens zit binnen op een stoel, naast het kantoor waar de operatoren werken. Allemaal hebben ze oortjes in. Hier werkt Wifi het best, legt één van de jongens uit. Ze telefoneren met familie en vrienden in een taal die ik niet begrijp. Sommigen lachen, anderen kijken bezorgd.
Een VIP tussen figuranten uit het nieuws
Om half 1 ’s middags schuiven de jongens met hun plastieken bord en bekertje aan voor het eten. Ik wacht achteraan in de rij. Je bent een VIP, ga maar vooraan staan, zegt Hassan met een milde glimlach. Ik weiger.
Ik wil hun leven delen, privileges horen daar niet bij.
Het menu ziet er elke dag hetzelfde uit: ’s middags rijst, ’s avonds pasta. Je begrijpt wel dat ik rijst beu ben, fluistert Collins me toe. Ik denk aan het gevarieerde eten dat in België op mijn bord ligt. Of ik zijn watermeloen wil hebben, vraagt Kelvin. Huh? De jongens hebben niets en toch zijn ze bereid om het weinige dat ze hebben, te delen.
Op de achtergrond staat de tv aan. De blikken van de Afrikanen keren zich plotseling allemaal naar het scherm. Migranten komen om tijdens de oversteek, lees ik onderaan. De jongens hier hebben het gehaald. Hun broers (zo noemen ze elkaar) hebben minder geluk gehad.
Amat zit wat verderop, afgezonderd van de rest van de groep. Met de handen in zijn haar. 22 jaar is hij. Ik stap naar hem toe, in het besef dat een luisterend oor het enige is wat ik hem kan bieden. Er is een probleem met mijn papieren. Wachten, wachten, altijd maar wachten. Die onzekerheid is zo zwaar om dragen. Ik kan geen plannen maken, ik weet niet hoe mijn toekomst er zal uitzien.
Amat had niet de intentie om naar Europa te komen. Hij vond werk in Libië, maar de situatie daar is zo gevaarlijk dat hij de overtocht waagde.
Er werd teveel geschoten, zegt Amat. Op het einde van ons gesprek kijkt hij mij dankbaar aan. Bedankt dat je gekomen bent. Je geeft mij opnieuw moed, je zorgt ervoor dat ik mijn problemen even vergeet.
Waarom toch die levensgevaarlijke tocht?
David komt mij even later al dansend tegemoet. Met een koptelefoon op zijn hoofd. Hij heeft die gekregen van een man op straat, zelf heeft hij geen geld om zo’n luxeproduct aan te schaffen. Hij wil zo snel mogelijk werk vinden. Mijn broers en zussen zijn in Afrika en mijn loon wil ik opsturen zodat ze eten kunnen kopen. Niet voor zichzelf, maar enkel voor zijn familie heeft hij de wateren doorkruist.
Victor staart wat verderop voor zich uit. Hij zit op de grond in de uiterste hoek van het tuintje. Zonder smartphone, zonder oortjes.
Waarom zou ik een gsm kopen? Ik heb niemand om mee te bellen.
Ik woonde als enig kind samen met mijn ouders op een boerderij in Nigeria, vertelt Victor. De boerderij was hun enige bron van inkomsten. Negen maanden geleden eiste de staat de boerderij op. Mijn ouders weigerden om hun levenswerk af te geven. Een paar dagen later werden ze doodgeschoten. Ik vluchtte naar Libië, waar ik in een gevangenis terechtkwam. Ik kon ontsnappen. Ik wil in Europa een nieuw leven beginnen. Ik haat Afrika. Ja, ik haat Afrika.
Ik pink een traan weg. De titel van Hector Malots bekende boek springt door mijn hoofd: Alleen op de wereld. Niemand verdient zo’n hard leven. Hand in hand bid ik met Victor voor zijn ouders. Hij glimlacht. Het gebed is belangrijk. Vergeet God niet.
Alle jongens in het kamp zijn via Libië naar Italië gekomen. Sommigen doorkruisten 5 landen voordat ze de oversteek maakten. Alleen, zonder familie. Over één ding zijn ze het eens: het leven in Libië is een hel. Arabieren haten zwarten. Ze schieten ons zonder reden neer, ze martelen ons. Zelfs kleine kinderen dragen een geweer, alsof het een mobieltje is, vertelt Collins.
Vertrouwen kun je alleen op God
Demba vraagt me om even met hem te praten. You are my friend, zegt hij met een glimlach. We zitten op een muurtje naast de eetruimte, waar het laatste stukje schaduw in de kleine tuin langzaam verdwijnt. Hij is een van de 10 moslims in het centrum. Met zijn vader heeft hij geen contact meer. Als je niet van de moeder houdt, hoe kan je dan van de zoon houden?, zegt hij daarover.
Demba vertelt over de dagenlange tocht van Libië naar Sicilië, zonder eten: De boten zijn niet gemaakt om de overkant te halen. Als je geen Europese reddingsboot tegenkomt, is de kans klein dat je de tocht overleeft. Voor vrouwen is de overzeese reis quasi onmogelijk, ze zijn niet sterk genoeg. Ook enkele vrienden van Mbaye zijn nooit in het beloofde land aangekomen. Mbaye is 23 jaar. Hij heeft zijn familie al sinds 2012 niet meer gezien. Of ze bang waren tijdens de oversteek? We vertrouwen op God.
De verhalen van de migranten uit de nieuwsberichten komen opeens heel dichtbij. Onze levens kruisen elkaar. De gezichten die ik op tv zag, krijgen nu een naam. Ze heten David, Hassan, Victor, Collins, Mbaye, Demba.
Hoe gaat het met je familie?, vraag ik enkele dagen later aan Mbaye. Goed, Dieu merci, antwoordt hij lachend. Zijn laatste woord verrast me. De jongens bezitten niets. Velen onder hen hebben geen familie meer. Maar ze hebben 1 gemeenschappelijk houvast: het geloof in een God op wie ze vertrouwen. Ze halen hun kracht uit het gebed. Ik heb de hele tijd gebeden tijdens de oversteek, vertrouwt David me toe. Dankzij God ben ik heelhuids aangekomen.
Het is vrijdag en Mbaye vertrekt met de andere moslims uit het kamp naar de moskee. We hebben dezelfde God, zegt Mbaye. Uiteindelijk draait elke religie om hetzelfde: we bidden en streven naar het goede. Ik glimlach, respectvol benadrukt hij de gelijkenissen tussen mijn en zijn godsdienst. En wat denken ze over het moslimextremisme dat de wereld, en vooral hun landen, teistert? Dat zijn geen moslims, zegt Amat overtuigend. Nergens staat in de Koran dat geweld mag gebruikt worden.
Bob Marley en een fantasiewereld van vrede
In de namiddag spelen we gitaar. Muziek is, naast het geloof, een bron van kracht voor veel van de jongens.
Liedjes laten toe dat hun gedachten even afdwalen naar een fantasiewereld waar vrede en rechtvaardigheid heerst.
We wonen samen met de jongens een eucharistieviering bij. Ze geven de viering vuur met hun gezang en handgeklap. I love Jesus, fluistert Sunday enthousiast tijdens de mis. Zelfs enkele moslims vieren mee. Op het einde klinkt Bob Marley vol passie uit hun kelen: Won't you help to sing, these songs of freedom? Cause all I ever have, redemption songs, redemption songs. Collins kijkt mij aan. Ooit zal er vrede zijn en zullen zwarten en blanken gelijken zijn, zegt hij overtuigd.
Een glimlach vol hoop
Amat en Oumar spelen een partijtje armworstelen. Allebei zijn ze 22 jaar oud. Ze tonen mij elk een foto van hun zoon. Beiden hebben hun kind al een jaar niet meer gezien. Ze zouden graag voetballen om hun gedachten wat te verzetten, maar in het kamp is er te weinig plaats. En we hebben geen schoenen.
Mbaye kan geen sport meer beoefenen. Hij zou moeten geopereerd worden aan zijn knie, maar zonder papieren en geld is een operatie op korte termijn zo goed als uitgesloten. De verveling is hier 1 van de ergste kwalen. De jongens willen werken, maar krijgen geen kans. Ik vraag me af of hoe het komt dat zij nog vrolijk kunnen zijn. Want lachen doen ze, elke dag opnieuw.
Ik kom Collins tegen in de wandelgang. Hij komt uit Nigeria. How are you?, vraag ik. Elke morgen begroet je mij. Je lacht naar mij en je vraagt hoe het met mij gaat. Dat betekent veel voor mij, zegt Collins. Migranten, asielzoekers, vluchtelingen: dat zijn de benamingen die de wereld hun geeft. Ik besef nu dat ze allereerst mensen zijn zoals ik. Met hun dromen en verlangens. Met hun nood aan vriendschap.
Ik probeer hen te begrijpen, ik wil een zus voor hen zijn, hun wat vreugde en liefde brengen. En toch ben ik het vooral die van hen ontvang.
De glimlach op hun gezicht, ondanks hun moeilijke en onzekere levenssituatie, staat op mijn netvlies gebrand. Hun glimlach geeft mij hoop.
Ik vergeet je niet, kleine broer
Ne m’oublie pas, fluistert Hamidou me toe, net voor ik terug naar België vertrek. Hij is 18 jaar. Ik zal je niet vergeten, bambino (kind), antwoord ik lachend. Nonono, sono grande!, verbetert hij me snel. Ik ben al groot! Ondanks zijn leeftijd heeft hij al een lange en moeilijke levensweg afgelegd. Ik kan niet anders dan hem bewonderen voor zijn vrolijkheid en doorzettingsvermogen.
Kah wil zich nog excuseren voor de momenten dat hij mij misschien gekwetst heeft de voorbije 3 weken. Ik voel me bijna schuldig, ik kan mij niet herinneren dat hij iets verkeerds heeft gedaan of gezegd. En Chuks vraagt of ik in België over hen zou willen vertellen.
Ook Victor wil nog snel afscheid nemen. Het is niet goed om geen familie te hebben, geen broers en zussen. Jij spreekt met mij, je luistert naar mij. Het is niet goed dat je weggaat. Maar ik zal overleven, dat weet ik.
Bid voor mij, bid heel hard voor mij, vraagt Victor. Zijn smeekbede dringt tot diep tot me door.
Het lijkt zo oneerlijk. Ik keer terug naar huis. Mijn leven gaat voort. Zij blijven achter. Met hun dromen en verlangens. Maar vooral met veel onzekerheid en gemis.
Auteur: Sara Loobuyck
(Om de veiligheid van de getuigen te verzekeren zijn de namen gewijzigd.)