Dossier minderjarige asielzoekers (I): verpleegster Pauline
Kerknet brengt je deze week getuigenissen van mensen die betrokken zijn bij de opvang van niet-begeleide minderjarige asielzoekers.
Het zijn zware weken geweest voor verpleegster Pauline Bekaert (25), fysiek én emotioneel. De vluchtelingenstroom van de voorbije weken heeft haar geconfronteerd met de grenzen van haar kunnen, in alle opzichten. 'Maar ik focus op wat ik wél kan doen.'
Als dochter van twee sociaal bewogen verplegers heeft Pauline het van geen vreemde. Na haar verpleegstersstudie volgde ze bijscholingen in onder meer tropische ziektes - al snel lokte de wijde wereld. Eerder dit jaar verbleef ze drie maanden in Ethiopië, als vrijwilliger.
Waar werk je precies?
Pauline Bekaert • Ik ben sinds twee jaar verpleegkundige in één van de drie observatie- en oriëntatiecentra waar niet-begeleide minderjarigen gedurende een maand worden opgevangen. In theorie blijven ze er 30 dagen, de tijd waarin we ons een beeld vormen van wie ze als persoon zijn en in welk gewoon centrum ze later best worden ondergebracht. Ik probeer elke minderjarige die aankomt in het centrum zo snel mogelijk te onderzoeken.
Eigenlijk ben je dus de eerste hulpverlener die ze zien?
Pauline Bekaert • Alleszins de eerste met wie ze echt kunnen spreken. Bij hun registratie worden enkel vingerafdrukken genomen en kunnen ze bij niemand terecht voor vragen, zeker niet als ze amper of geen Engels of Frans praten. Ik werk met tolken – live of per telefoon.
Hoe verloopt dat eerste contact doorgaans?
Meestal word ik meteen overstelpt met vragen.
Over wat er gaat gebeuren, over de asielprocedure, waar ze zijn. Ik maak hen dan duidelijk dat er in het centrum begeleiders zijn die hen zullen informeren en dat ik er alleen ben voor medische zaken.
Waarmee krijg je als verpleegkundige zoal te maken?
Pauline Bekaert • Wonden, infecties, gewone verkoudheden... Het hangt af waar ze vandaan komen. Zowat iedereen uit Somalië of Eritrea heeft bijvoorbeeld schurft, want ze zijn allemaal via Libië gereisd, waar schurft wijdverspreid is. Uit hun verhalen maak ik op dat ze soms lange tijd in Libië verblijven voor ze de oversteek maken. Ze zitten er ondergronds, zonder licht, dicht bij elkaar, ze dragen elkaars kleren... Dat werkt besmetting in de hand. Soms stel ik ook tuberculose vast. Bij hun inschrijving op de dienst vreemdelingenzaken doen ze al een tbc-test, wij horen dan of die positief is.
Merk je wantrouwen tegenover jou?
Pauline Bekaert • Wantrouwen is het woord niet. Ze zijn voorzichtig. Ik vertel hen wel dat ik beroepsgeheim heb en dat ze mij alles mogen zeggen, dat dit geen invloed zal hebben op hun procedure.
Ik kan me voorstellen dat ze tijdens zo'n eerste onderzoek niet alles durven of willen opbiechten.
Pauline Bekaert • Als ze écht een probleem hebben – ook al is het wat gênant – zullen ze het wel zeggen.
Sommige dingen durven ze pas na een week vertellen.
Ze zien dat ik er elke dag ben en dus blijkbaar wel te vertrouwen ben. Of ze merken dat ik iemand met een gelijkaardig probleem heb geholpen. Dan komen ze terug. Zo had ik ooit bij een Afghaan oorproppen verwijderd. Die jongen hoorde opeens tien keer beter en was dat aan iedereen gaan vertellen. De dag erna stonden ze daar met tien die dachten dat ze ook oorproppen hadden. Of ze horen dat iemand een middeltje heeft gekregen om beter te slapen, dan komen ze ook iets vragen. 90% slaapt niet goed.
Ook verhalen over misbruik komen wellicht pas later boven?
Pauline Bekaert • Het is moeilijk om bij een eerste contact daarover te spreken. Soms komt het aan het licht tijdens een gesprek met een begeleider, of tijdens een gesprek met de dokter, die twee keer per week langskomt. Bijvoorbeeld verhalen van jongens die voor de Taliban moesten dansen en daarna werden misbruikt. Hetzelfde met meisjes die zijn uitgehuwelijkt of besneden. Dat is telkens zeer delicaat.
Bots je daarbij soms op verschillen in geloof?
Pauline Bekaert • Ja, bijvoorbeeld bij meisjes die zijn besneden. Zij zeggen dan: dat is iets van ons geloof, jij moet dat niet eigenlijk weten. Ook al zeg ik hen dan dat wij daarvan een attest kunnen opmaken dat hen misschien kan helpen bij hun aanvraag op de Dienst Vreemdelingenzaken. De meesten weten wel dat zoiets bij ons als een onmenselijke praktijk wordt gezien.
Je bent er niet alleen als verpleegster, je geeft de asielzoekers ook les.
Pauline Bekaert • Dat klopt.
Ik geef ook cursussen over relaxatie, hygiëne, gezonde voeding en seksuele opvoeding.
Die lessen zijn nu helaas weggevallen door de stijging van het aantal aanvragen de jongste twee maanden. Jammer, want ook die lessen doe ik heel graag.
Hoe vertaalt die extra werkdruk zich verder?
Vroeger zag ik gemiddeld drie nieuwe asielzoekers per dag, naast de dagelijkse verzorging van wie er al is. Nu zijn dat er makkelijk 7 nieuwe – vorige week was er zelfs een dag met 17 consultaties. In het opvangcentrum waar ik werk verblijven 50 minderjarigen. De helft zijn Afghanen en Syriërs, voor de rest een mix – uit Congo, Eritrea, Angola, Kameroen, Bangladesh, Angola. Normaal gezien verblijven ze hier een maand, nu is dat soms maar twee weken, het wettelijke minimum. Dat is te kort om hen te leren kennen en te kunnen bepalen in welk 'groot' opvangcentrum ze het best terechtkunnen. Ik reken meestal 20 minuten voor een eerste gesprek, maar soms kan het ook een uur duren. Vaak zijn het zware verhalen over schrijnende toestanden – het gebeurt dat ik na één patiënt al toe ben aan een pauze.
Sowieso is dit geen job die je 's avonds zomaar van je afzet.
Pauline Bekaert • Nee, zeker niet. Sommige verhalen blijven aan je kleven. Als ik dan 's avonds een reportage van Rudi Vranckx zie, en daarin dramatische verhalen van asielzoekers herken, grijpt mij dat erg aan.
Kan je zelf ergens terecht als het je te veel wordt?
Pauline Bekaert • Soms bel ik mijn ouders, of een vriendin. We hebben op het werk ook een stressteam, waar ik trouwens deel van uitmaak. Dat team vangt collega's met problemen op – of bijvoorbeeld als iemand het slachtoffer van agressie is geweest.
Ben je zelf ooit bedreigd?
In de twee jaar dat ik hier werk maar één keer. Dat was een jongen die met een trauma worstelde en veel klachten had. Hij wilde niet geloven dat die psychosomatisch waren en verweet mij dat ik hem niet wilde helpen. Na een woedeuitbarsting heeft hij me achtervolgd.
Hoe heb je de voorbije hectische weken beleefd?
Pauline Bekaert • Dubbel. Het was mooi dat zoveel mensen zich solidair toonden, hulp aanboden, vroegen wat ze konden doen. Aan de andere kant werd het me soms wat te veel. Als ik 's morgens thuis de radio aanzette en hoorde hoeveel mensen er stonden aan te schuiven bij de Dienst Vreemdelingenzaken, wist ik al dat het een zware dag zou worden. Dat zijn frustrerende momenten, omdat je niet iedereen kan helpen en de wachttijden voor aanvragen oplopen. Je hebt het gevoel dat je niet iedereen meer dezelfde kwaliteit kan leveren.
Hoe ga je daarmee om?
Ik focus op de mensen die ik wél heb kunnen helpen.
Hoor je later nog iets van asielzoekers die bij jou hebben verbleven?
Pauline Bekaert • Zelden. Ik zie nu zo'n honderd jongeren in een maand, ik kan niet elk dossier opvolgen. Als het fout loopt, ja, dan hoor ik het... Dan belt men of er hier al problemen waren. Er zijn enkele jongeren die nog op bezoek komen. Zo is er iemand die hier 5 jaar geleden heeft verbleven en nu nog af te eens langskomt. Soms sturen ze een bericht als hun asielaanvraag is goedgekeurd. Opvallend is dat ze zich hun verblijf in dit centrum altijd heel goed herinneren. Dit was hun eerste echte contact met hun nieuwe land.
Lees ook:
- Begeleider Bert: 'Mooie momenten worden schaarser'
- Steeds meer ongenoegen over verplichte leeftijdsschatting
- Groepsbegeleider Maarten: 'We spelen kort op de bal'