Hans Claus: We moeten gevangenen ‘uitzaaien’ in de samenleving
Zijn tuin is een klein openluchtmuseum met beelden en gedichten, zijn huis lijkt een kunstgalerij in volle verhuis, memorabilia in elke hoek. Het is niet het huis dat je verwacht bij een gevangenisdirecteur met een lange staat van dienst. Hans Claus is dan ook een buitenbeetje, die zich al lang heeft afgekeerd van de gevangenis als puur repressief instituut.
Hans Claus • De eerste vraag die ik aan een nieuwe gedetineerde stel is: hoe is je gezinssituatie? De tweede vraag is: wat is jouw stiel, wat kùn je? Dat zijn de twee rollen waardoor een mens meetelt in de samenleving. Een mens is een sociaal wezen, hij wordt pas mens in zijn relatie tot andere mensen.
Ik focus op het positieve, terwijl men in een gevangenis vaak op het negatieve is gericht.
Wat voor vlees krijgen we hier in de kuip, is hij agressief, wat moeten we hier allemaal in stelling brengen om die mens in het gareel te houden? Het is niet door te focussen op de problemen – wat die mensen misdaan hebben, hoe dat komt, waar ze mee worstelen – dat je oplossingen bereikt.
Alles draait rond controle
Eenvoudig is dat niet, alleen al door de infrastructuur: oude gebouwen die gericht zijn op zuiver opsluiting, terwijl dat net iets is waar Claus vanaf wil.
Hans Claus • Iedereen is het erover eens dat we moeten werken aan de re-integratie van gevangenen, van in het begin. Maar het hele systeem draait rond controle. We willen op elk ogenblik weten waar de gedetineerde is, er zijn fouilles, enz.
In een gevangenis is normaal doen al een revolutie.
Bijvoorbeeld: als ik binnenkom, geef ik iedereen een hand. Dat mag een advocaat zijn die staat te wachten, een bezoeker, een gedetineerde – maakt niet uit, ik nodig hen uit om in mijn bureau een koffie te drinken. Ik krijg daarvoor heel veel dankbaarheid terug. Natuurlijk moet je de grenzen daarvan bewaken, anders worden ze overschreden.
Claus heeft een carrière van 30 jaar in het gevangeniswezen op de teller, het grootste deel als directeur van de gevangenis van Oudenaarde, sinds vorig jaar werkt hij in Dendermonde. Zijn ideeën rijpten in die tijd via verschillende etappes.
Winkel waar gedetineerden hun producten verkopen
Hans Claus • Eerst ontwikkelde ik een onderwijs- en cultuuraanbod voor gedetineerden. Daarna richtte ik voor personeel het Penitentiair Centrum voor Basisopleiding op in Brugge. De rechtspositie van gedetineerden was een volgend werkpunt. Met die kennis ontwikkelde ik ideeën over de gevangenis van de toekomst.
Die ideeën culmineerden in De Huizen, een vzw die de 30-tal grote gevangenissen van nu wil inruilen voor honderden kleinschalige detentiehuizen.
Hans Claus • Er blijven telkens maximaal 30 gedetineerden. In het ene detentiehuis zal meer bewaking nodig zijn dan in de andere. Gevangenen op het einde van hun straf kunnen overdag gaan werken of een opleiding volgen.
In plaats van gedetineerden af te zonderen, worden ze stap voor stap opnieuw in de maatschappij gebracht.
Wij willen hen weer een plaats geven in die maatschappij en hen hun verantwoordelijkheden doen opnemen. Bijvoorbeeld: aan zo'n detentiehuis kan een (beveiligde) winkel verbonden zijn waar gedetineerden de producten verkopen die ze maken. Nu kopen jij en ik die producten ook, maar zonder het te weten. Door het kleinschalig aan te pakken, is het veel motiverender voor gedetineerden.
Grote instituten maken mensen dikwijls klein. Wij moeten in kleinere ‘huizen’ de mensen groter maken.
Ideeën sijpelen door in zijn kunst
Ook in zijn kunst komt het thema van schuld, veroordeling en opsluiting terug. Dictators die zonder proces werden terechtgesteld. Mensen die het label van moordenaar werden opgespeld. Het zoekt zijn weg in Claus’ gedichten en schilderijen.
Hans Claus • Niet als eerbetoon, verre van, maar als confrontatie met ons ethisch denken. Iedereen heeft recht op een proces, maar niemand die erom maalt dat kolonel Khadaffi dat niet heeft gekregen. Ik voel dat daar iets wringt.
Even centraal in zijn werk staat de moederfiguur. Zij was het die de ongewone combinatie van gevangenisdirecteur en kunstenaar deed ontkiemen.
Hans Claus • Mijn oom was gevangenisdirecteur, mijn grootvader kunstschilder. Ik was de enige zoon na 4 dochters en ik moest het allebei worden, vond mijn moeder. Ik ben dus maar gehoorzaam geweest (lachje). Ik kon ook moeilijk anders. Moeder was een dominant figuur.
Moeder op het doodsbed
Moeder is nog altijd dominant aanwezig ten huize Claus. Centraal in de woonkamer hangt een portret dat hij van haar op haar doodsbed schilderde. Het deken dat op het lichaam ligt, lijkt zwaar op haar te rusten, zoals het leven ook zelf deed.
Hans Claus • Het leven was voor haar geen speeltijd. Ze was zeer rationeel, maar daaronder zat heel veel passie en emotie die ze altijd onderdrukte.
Mijn moeder was violiste. Toen ze op haar 28ste trouwde, hing ze de strijkstok aan de haak.
Bewust, ja. Haar eigen moeder was marktkraamster en vaak van huis. Mijn moeder had daar van afgezien. Toen ze kinderen kreeg, heeft mijn moeder ervoor gekozen om daar zelf voor te zorgen en op te offeren wat nodig was: de muziek. Alle 5 kinderen hebben aan de universiteit kunnen studeren, ook al was er amper geld daarvoor. Dat heb ik aan moeder te danken. Vader zag ons wellicht liever gaan werken. Hij was eerder een levensgenieter, socialer ook. (korte stilte) Eigenlijk iemand van 12 stielen en 13 ongelukken.
Op de cover van de bundel Overwicht staat een naaktfoto van zijn bejaarde moeder, niet lang voor ze stierf. Een bijzonder confronterend beeld.
Hans Claus • Zodanig confronterend dat sommige mensen het niet wilden kopen of in het openbaar lezen omwille van die foto.
Moeder was 86 toen ik die naaktfoto maakte. Ze schrok toen ik het voorstelde. Je gaat een karkas moeten tonen, zei ze.
Anderzijds was hiermee de cirkel voor haar rond. Op haar 14de had ze voor een beeldhouwwerk naakt geposeerd voor haar vader. Haar vader zei dat het alleen om de schoonheid ging, dat het niets met moraliteit of seksualiteit te maken had. Uiteraard werd er veel over geroddeld. Mijn moeder had zich toen opgeofferd voor zijn schoonheidsideaal. Nu offerde ze zich op voor mij en mijn kunst. Want kunst is voor mij eten en drinken. Ik zou al heel erg ziek moeten zijn om dat te laten. Kunst en schoonheid hebben we nodig om verdriet te vertolken, het verdriet dat we vergankelijk zijn.
Op de website van Hans Claus vind je meer voorbeelden van zijn werk.