Oud worden is een les in nederigheid
Ik ben gevallen. Dat is op zich niets bijzonders. Mijn kleinzoon van bijna drie valt elke dag wel een paar keer. Hij krabbelt recht en speelt weer verder alsof er niets is gebeurd. Maar op mijn leeftijd heb ik minder dagelijkse ervaring met vallen.
Ik gleed uit over een paar blaadjes sla die op de vloer van de groentewinkel lagen. Ik klemde me vergeefs vast aan mijn boodschappenmandje, maakte een weinig gracieuze slipper en landde languit op de grond. Halverwege dat manoeuvre maaide ik een kist sinaasappels en een stapel dozen met vijgen omver. De sinaasappels dansten nog over de vloer toen ik al geveld was. Behalve een blauwe duim heb ik er niets aan overgehouden, maar toch was het een schokervaring.
Sindsdien zet ik mijn voeten behoedzamer neer. Ik pas mijn tempo aan en kijk uit naar handvaten en armleuningen.
Oud worden gaat vanzelf, zegt mijn moeder. Ze is 89 (Ik ben in mijn negentigste!), dus ze kan het weten. Gewoon elke dag een dag erbij, elk jaar een jaartje meer en voor je het weet, hoor je bij wat vroeger ‘de derde leeftijd’ heette en durf je niet te denken aan het volgende stadium.
Uiterlijk verander je natuurlijk. Er zijn al lang blijvende rimpels die je niet langer slaapkreukels kunt noemen. Je haren worden grijs of vallen uit.
Tot voor kort dacht ik dat ik in wezen, diep vanbinnen, nog altijd dezelfde was: krachtdadig, doortastend, scherp, ad rem. Nu begin ik daaraan te twijfelen.
Er was een tijd, nog niet zo lang geleden, dat ik me ergerde aan langzame oude vrouwtjes aan de kassa, die de hele file ophouden met hun eeuwige getreuzel bij het opdiepen van hun portemonnee. Nu ben ik stilaan zelf zo’n vrouwtje, minstens in de ogen van anderen.
Ik ben heel geleidelijk aan een ander mens aan het worden.
Iemand die ik tot nu toe alleen van buitenaf kende. Stilaan begin ik te weten hoe het voelt vanbinnen, waarom je zulke belachelijk kleine stapjes neemt, waarom je de leuning van die wenteltrap niet loslaat als er een tegenligger opdaagt, waarom je verontschuldigend glimlacht naar de andere mensen die afstappen van de bus. Oud worden is een les in nederigheid.
Van Jezus kun je als bejaarde op het eerste zicht niet veel verwachten. De arme man is zelf nooit oud mogen worden.
Zou onze godsdienst er anders hebben uitgezien als Jezus bejaard was geworden?
We zullen het nooit weten. Maar minstens één van zijn uitspraken geldt voor alle leeftijden: Maak je geen zorgen over morgen. Het helpt niet en je wordt er alleen maar ongelukkig van. Doe wat God van je vraagt, dan zal God je ook de rest geven.
Het maakt het leven verrassend simpel, op welke leeftijd ook.