Wat een jaar missiewerk in Uruguay met mij deed
Ik ben echt geen avonturier, maar ik voel dat Christus me roept om me te laten kneden als vrijwilliger in een ver land, zei Pascal Calu in een pakkend geloofsgetuigenis op Kerknet toen hij in september 2015 vertrok naar Tacuarembó in het Latijns-Amerikaanse Uruguay. Een klein jaar later maakt hij de balans op en gooit hij zijn gewicht nog eenmaal in de strijd voor de toekomst van het project waaraan hij meewerkte.
Begin september 2015 arriveerde ik in Tacuarembó, een stad in het armere noorden van Uruguay. Intussen ben ik hier dus bijna een jaar als vrijwilliger actief in de projecten van de lokale jezuïeten. Mijn opdrachten zijn behoorlijk gevarieerd. Zo werk en woon ik in de jezuïetenparochie San José, waar ik probeer een jongerenwerking mee op poten te zetten. We bouwen ook een bescheiden bibliotheek uit en evangeliseren in een arme wijk.
Het andere belangrijke deel van mijn opdracht situeert zich in het lokale jezuïetencollege San Javier. Daar werk ik mee in de pastorale dienst van de school en geef ik christelijke vorming aan de laatstejaars.
Ik begeleid vooral de buitenschoolse jeugdbewegingen Horneros en Castores. Die zijn cruciaal in het pastorale aanbod van de school.
Beide bewegingen kennen 3 pijlers:
- kameraadschap
- geloof
- dienstbaarheid
Via concrete dienstbaarheid aan de lokale gemeenschap krijgt het (ontkiemend) geloof van de leerlingen handen en voeten. Met deze bewegingen gaan we onder meer op bezoek bij bejaarden, animeren we weeskinderen, evangeliseren we in een klein naburig dorp en bouwen we huizen voor enkele arme gezinnen. Dat alles wordt gekaderd in gelovige vorming.
Cultuurschok
Als gelovige Belg terechtkomen in het meest geseculariseerde Latijns-Amerikaanse land was bepaald een schok. Anders dan in België had de kerk hier nooit een sterke maatschappelijke positie. Dit zorgt ervoor dat ze hier over het algemeen veel minder aanwezig is.
In een stad als Tacuarembó (80.000 inwoners) zijn er maar 4 parochies. Het bisdom telt 1 priester voor 5.000 katholieken (ter vergelijking: in het aartsbisdom Mechelen-Brussel is er 1 per 1.000 katholieken). Het gebrek aan priesters wordt hier op een heel andere manier beleefd dan in België. Kilometers rijden voor de mis in de stad, in niet raar.
Het gemeenschapsgevoel is hier over het algemeen ook sterker, heb ik de indruk.
De nederige positie van de kerk biedt kansen. Zo zijn er weinig vooroordelen over haar of over haar boodschap.
De mensen zijn daardoor meestal onbevangen en open om het evangelie te ontvangen. En daarmee bedoel ik: God leren kennen als een bondgenoot voor een waardig leven in verbondenheid met anderen.
Evangeliseren van deur tot deur
Voor de parochie werk ik hier mee aan een missie in een arme wijk. Concreet bestaat die missie uit evangeliseren. Van huis tot huis langsgaan (niet aanbellen, want een bel bestaat er niet) met het evangelie en met de mensen praten en uitwisselen. Voor mij is die opdracht wellicht de moeilijkste.
In België associeer ik dergelijke methode vooral met de getuigen van Jehova. Maar tegelijk is het allicht de enige manier om rechtstreeks met de mensen te kunnen spreken.
Bovendien staan de meeste mensen hier veel meer open voor dergelijk bezoek dan het in België het geval zou zijn.
Het is confronterend om mensen te bezoeken die in huizen wonen die met moeite die naam waard zijn. Veel woningen zijn veeleer houten hutjes waar regen en wind de vrije loop heeft. In kleine, vuile plaatsen wonen hele families samen met grote aantallen kinderen.
Hoewel we met het evangelie langsgaan, is de eerste bedoeling vooral gewoon bij de mensen te zijn. Mensen vertellen veel en graag over hun leven.
Eindelijk komt eens iemand langs die zich in hen interesseert. En dan nog wel van de andere kant van de wereld!
Op die manier kom ik veel te weten over de realiteit in de wijk. En die realiteit is hard. Allerlei vormen van misbruik tieren welig. Van alcohol- en drugsmisbruik tot seksueel en familiaal geweld. Sinds abortus en marihuana in Uruguay zijn gelegaliseerd (als eerste land in Latijns-Amerika), zijn de problemen alleen maar groter geworden, vertelden de mensen mij.
Het is soms behoorlijk frustrerend om maar erg weinig concreets te kunnen doen voor die mensen, toch gezien vanuit een Westers standpunt van efficiëntie.
Een opmerking van een vader die we bezochten in zijn klein huisje, deed me de zaken wel enigszins anders zien. Veel belangrijker dan de sociale hulp die de Staat ons soms brengt, is wat jullie ons geven: hoop en liefde. Dat is hetgeen we hier het meeste nodig hebben.
Hoop en liefde. Zou dat ook niet hetgeen zijn dat we in het Westen nodig hebben? Alleen beseffen we het misschien niet.
Help mee een kapel bouwen
Met de buitenschoolse bewegingen willen we de wijk bezoeken en praktisch helpen bij het heropbouwen van huizen. Om dat alles te grondvesten in het geloof, moeten we ook bij de leerlingen zelf een sterke nadruk leggen op het motief van onze dienstbaarheid: bouwen aan het Rijk Gods.
Om dat te faciliteren willen we een kapel bouwen die dienst doet voor het hele college (van de kleuterklas tot het hoger secundair) en ook voor mensen van buitenaf. Wil je ons helpen?