Niemand leert hopen in zijn eentje
Geliefde broers en zussen, goedendag!
Vorige woensdag hebben we gezien dat de heilig Paulus, in de eerste brief aan de Thessalonicenzen met deze mooie woorden En zo zullen wij voor altijd samen zijn met de Heer (1 Tes 4,17) aanspoort geworteld te blijven in de hoop van de verrijzenis (cf 5,4-11). In dezelfde context maakt de apostel duidelijk dat de christelijke hoop niet alleen een persoonlijke, individuele, maar ook een gemeenschappelijke en kerkelijke betekenis heeft. Wij allen hopen, wij allen koesteren hoop, ook gemeenschappelijk.
Elkaar ondersteunen in de hoop
Daarom verruimt Paulus onmiddellijk de blik tot alle onderdelen die de christelijke gemeenschap uitmaken en vraagt hen voor elkaar te bidden en elkaar wederzijds te steunen. Elkaar wederzijds helpen.
Elkaar niet alleen helpen in de noden, de vele noden van het dagelijkse leven, maar elkaar helpen in de hoop, elkaar ondersteunen in de hoop.
Het is geen toeval dat hij begint door te verwijzen naar hen aan wie de verantwoordelijkheid is toevertrouwd voor de pastorale leiding. Zij zijn de eersten die geroepen zijn om de hoop te voeden, niet omdat ze beter zijn dan de anderen, maar op grond van een goddelijk dienstwerk dat hun krachten ver overstijgt. Om die reden hebben ze meer dan ooit nood aan eerbied, begrip en aan welwillende steun van allen.
Medelijden
Dan wordt de aandacht gevestigd op de broeders die het grootste gevaar lopen de hoop te verliezen, in wanhoop te vervallen. Voortdurend ontvangen we berichten van mensen die tot wanhoop komen en slechte dingen doen … Wanhoop brengt hen tot veel kwaad. De verwijzing slaat op wie ontmoedigd is, wie zwak is, op wie lijdt onder de druk van het leven en van de eigen schuld en niet bij machte is op te staan. In dergelijke gevallen moet de nabijheid en de warmte van heel de Kerk nog sterker en liefdevoller worden. Ze moeten de verfijnde vorm aannemen van medelijden en dat wil niet zeggen mee-voelen.
Medelijden is ondergaan met de ander, het is lijden met de ander, nabij komen aan wie lijdt; met een woord, een liefkozing, die uit het hart komen, dat is medelijden.
Voor wie nood heeft aan steun en troost. Dat is meer dan ooit belangrijk: christelijke hoop kan niet zonder echte en concrete naastenliefde.
De zwakheid van de ander dragen
Dezelfde Apostel van de Volkeren zegt, met het hart op de tong, in de brief aan de Romeinen: Wij die bij de sterken horen, - wij die geloof hebben en hoop of niet zo’n zware moeilijkheden - hebben de plicht de gevoeligheid van de zwakken te ontzien, zonder rekening te houden met onszelf (Rom 15,1). Dragen, de zwakheid van de anderen dragen. Een dergelijk getuigenis blijft niet opgesloten binnen de muren van de christelijke gemeenschap: het weerklinkt met alle kracht ook daarbuiten in de maatschappelijke en burgerlijke samenleving, als een oproep geen muren te bouwen maar bruggen; om kwaad niet met kwaad te vergelden, maar het kwaad te overwinnen door het goede, de belediging door vergiffenis.
Een christen mag nooit zeggen: ik zal het je betaald zetten, nooit; dat is geen christelijk gedrag; belediging overwint men met vergiffenis, om met iedereen in vrede te leven.
Zo is de Kerk! Dat is het wat de christelijke hoop bewerkt, wanneer ze de krachtige en tegelijk tedere trekken krijgt van de liefde. Liefde is sterk en teder. Is mooi.
Je kunt niet hopen zonder de anderen
Zo begrijpt men dat men niet leert hopen in zijn eentje. Niemand leert hopen in zijn eentje. Dat is niet mogelijk. De hoop heeft, om zich te voeden, noodzakelijkerwijze behoefte aan een lichaam, waarin de verschillende ledematen elkaar wederkerig ondersteunen en doen herleven. Dat wil dus zeggen dat wij hopen omdat vele van onze broeders en zussen ons geleerd hebben te hopen en onze hoop levend hebben gehouden. En onder hen onderscheiden we de kleinen, de armen, de eenvoudigen, de uitgestotenen.
Immers, wie zich opsluit in zijn welvaart, kent de hoop niet: die hoopt alleen op zijn welvaart en dat is geen hoop: dat is betrekkelijke zekerheid.
Wie zich opsluit in zijn voldaanheid, zo iemand kent de hoop niet, wie zich altijd goed voelt….
Zij die elke dag de uitdaging meemaken, de onzekerheid en de eigen grenzen, zij zijn het die hopen. Dat zijn onze broeders die ons het mooiste en sterkste getuigenis geven, omdat ze onwankelbaar blijven vertrouwen op de Heer.
Zij weten dat, ondanks alle droefheid, ondanks alle onderdrukking en ondanks de onvermijdelijkheid van de dood, het laatste woord dat van de Heer is en het zal een woord zijn van barmhartigheid, van leven en van vrede. Wie hoopt, hoopt op een dag dit woord te horen: Kom, kom bij mij, broer; kom, kom bij mij, zus, voor alle eeuwigheid.
Hopen is moeilijker dan geloven
Geliefde vrienden, als – zoals we gezegd hebben - de natuurlijke woonplaats van de hoop een solidair lichaam is, dan is, in het geval van de christelijke hoop, dat lichaam de Kerk en de levensadem, de ziel van deze hoop, is de Heilige Geest. Zonder de Heilige Geest kan men de hoop niet hebben. Dat is de reden waarom de apostel Paulus ons uitnodigt de Heilige Geest voortdurend af te smeken.
Het is niet eenvoudig te geloven, nog minder eenvoudig is het te hopen.
Hopen is moeilijker dan geloven, het is moeilijker. Maar als de Heilige Geest in onze harten woont dan is Hij het die ons doet verstaan dat we niet moeten vrezen, dat de Heer dichtbij is en voor ons zorgt. Hij is het die onze gemeenschappen omvormt tot een eeuwig Pinksteren, tot levende tekenen van hoop voor de mensenfamilie. Dankjewel!
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc