Elke dag opnieuw is God om ons bekommerd
Geliefde broers en zussen, goedendag!
Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld (Mt 28,20). Deze laatste woorden uit het evangelie volgens Matteüs roepen de profetische aankondiging op die we bij het begin aantreffen: men zal Hem de naam Immanuël geven. Dat is in vertaling: God met ons (Mt 1,23; cfr Js 7,14). God zal met ons zijn, alle dagen, tot aan het einde van de wereld. Jezus zal met ons op weg zijn, alle dagen, tot aan het einde van de wereld. Heel het Evangelie is opgesloten in die twee citaten. Het zijn woorden die het mysterie van God overbrengen, wiens naam, wiens identiteit is: zijn-met. Geen geïsoleerde God, maar een God-met, in het bijzonder met ons, dat wil zeggen met het menselijk schepsel.
Onze God is geen afwezige God, opgesloten in een oneindig verre hemel. Het is daarentegen een God 'bewogen' door de mens, zo teder en liefdevol dat Hij zich niet van hem kan verwijderen.
Wij mensen zijn bekwaam banden en bruggen te breken. Hij niet. Als ons hart afkoelt, het zijne blijft altijd laaiend. Onze God gaat altijd met ons, ook als wij Hem per toeval zouden vergeten. Op de scheidingslijn tussen geloof en ongeloof is de ontdekking doorslaggevend dat we door onze Vader bemind en vergezeld zijn, door Hem nooit aan ons lot overgelaten.
Onze ziel is een wandelende ziel
Ons bestaan is een pelgrimstocht, een weg. Ook zij die een louter menselijke hoop koesteren, voelen de bekoring van de horizon, die hen drijft werelden te verkennen die ze nog niet kennen. Onze ziel is een wandelende ziel. De Bijbel staat vol verhalen van pelgrims en reizigers. De roeping van Abraham begint met dit bevel: Trek weg uit uw land (Gn 12, 1). En de aartsvader verlaat het stukje wereld dat hij goed kende en dat in zijn tijd een van de bakermatten van de beschaving was. Alles was tegen de zinnigheid van die reis. En toch gaat Abraham.
Men wordt geen volwassen man of vrouw als men de aantrekkingskracht van de horizon niet ervaart: die grens tussen hemel en aarde die wil bereikt worden door het volk van trekkers.
Op zijn tocht door de wereld is de mens nooit alleen. Vooral de christen voelt zich nooit verlaten, want Jezus verzekert ons niet slechts dat Hij ons opwacht aan het eindpunt van onze lange reis, maar dat Hij ons iedere dag vergezelt.
Tot aan de voleinding van de wereld
Tot hoelang zal de zorg van God voor de mens duren? Tot hoelang zal de Heer Jezus, die met ons gaat, zorg voor ons hebben? Het antwoord van het Evangelie laat geen plaats voor twijfel: tot aan de voleinding van de wereld! De hemelen zullen voorbijgaan, de aarde zal voorbijgaan, de menselijke hoop zal weggevaagd worden, maar Gods Woord is groter dan alles en zal niet voorbijgaan. En Hij zal de God-met-ons zijn, de God Jezus die met ons op weg is.
Geen enkele dag van ons leven, zullen we ophouden een bekommernis van Gods hart te zijn.
Misschien zal iemand zeggen: Wat zeg je nu? Ik zeg dit: geen enkele dag van ons leven, zullen we ophouden een bekommernis voor Gods hart te zijn. God bekommert zich om ons en gaat met ons de weg. Waarom doet God dat? Eenvoudig omdat God van ons houdt. Verstaan? God houdt van ons! En God voorziet in al onze noden. God verlaat ons niet in tijden van beproeving en duisternis. Deze overtuiging moet zich in onze ziel verankeren om nooit te doven. Soms noemt men dat Voorzienigheid. Gods nabijheid, de liefde van God, het gaan van God met ons noemt men ook Gods Voorzienigheid: God voorziet in ons leven.
Anker
Niet zonder toeval is een van de christelijke symbolen van de hoop, waarvan ik houd: het anker. Het geeft aan dat onze hoop niet vaag is, niet mag verward worden met het wispelturige gevoel dat de gang van zaken in de wereld op ambitieuze wijze wil verbeteren door alleen te vertrouwen op eigen wilskracht.
De christelijke hoop vindt haar grondslag niet in de aantrekkingskracht van de toekomst, maar in de zekerheid van wat God ons beloofd heeft en in Jezus Christus werkelijkheid heeft doen worden.
Als God ons verzekert steeds ons voor te gaan, waarom zouden we dan vrezen? Door deze belofte kunnen christenen overal op weg gaan. Trekkend ook door delen van gekwetste wereld, waar de zaken niet goed gaan. We zijn dan diegenen die daar blijven hopen. De psalm zegt: Moest ik gaan door het dal van de schaduw des doods, kwaad zou ik niet vrezen. Want naast mij gaat Gij … (Ps 23,4).
Precies daar waar duisternis toeneemt, moet het licht blijven branden.
We keren terug naar het anker. Ons geloof is het anker in de hemel. Ons leven is verankerd in de hemel. Wat moeten we doen? Het touw vastgrijpen, dat is er altijd. En we gaan verder want we zijn zeker dat ons leven een anker in de hemel heeft, op die oever waar we zullen aankomen.
Hoop houdt de mens gaande en staande
Natuurlijk, als we alleen op onze eigen krachten vertrouwen, hadden we alle redenen om ons ontgoocheld en verslagen te voelen want de wereld begaat vaak inbreuken op de wet van de liefde. Ze geeft dikwijls de voorkeur aan de wet van het egoïsme. Maar als in ons de zekerheid overleeft dat God ons niet verlaat, dat God ons en deze wereld teder bemint, dan verandert meteen het vooruitzicht. Homo viator, spe erectus, zegden de ouden (Hoop houdt de mens gaande en staande, mdp). Gedurende de tocht houdt de belofte van Jezus Ik ben met u ons staande, opgericht, vol hoop vertrouwend op de goede God die al aan het werk is om werkelijkheid te doen worden wat menselijk gesproken onmogelijk lijkt, want het anker ligt op het strand van de hemel.
De overwinning van de liefde
Het heilige gelovige volk van God staat recht, erectus, en gaat te voet – homo viator – gaat vol hoop op weg. En waar het ook gaat, het weet dat de liefde van God voorgaat: geen uithoek van de wereld ontsnapt aan de overwinning van de verrezen Christus. En wat is de overwinning van de verrezen Christus? De overwinning van de liefde. Dankjewel.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc