Een seizoen om te geloven?
Er zijn seizoenen voor bijna alles.
Een seizoen om te lezen (de herfst en de winter), een seizoen om te sporten (de lente en de zomer), een seizoen om te feesten (rond de jaarwisseling) en een seizoen om schoon te maken (het voorjaar).
Al die dingen kun je tegenspreken, want je doet ze beter het hele jaar door, maar de focus ligt toch in een bepaalde periode. Dat merk je bijvoorbeeld aan de reclamefolders. Ook al doet niemand nog aan de witgoedweek, toch kun je in die periode (januari!) koopjes doen in lakens en handdoeken.
Is er ook voor geloven zo’n seizoen?
En welk seizoen is dat dan wel? Dat is moeilijk te zeggen. Vroeger zag je meer processies in de zomerperiode, maar dat had vooral met het weer te maken. Je ziet meer kerstengelen in de winter, al kun je twijfelen aan hun religieuze gehalte. In mei gingen we vroeger met de buurt elke avond bidden bij een Mariakapelletje. In oktober baden we de rozenkrans thuis. Lenen sommige periodes van het jaar zich meer tot geloven dan andere?
Misschien moeten we er in elke tijd van het jaar onze eigen rituelen voor vinden.
In de herfst en de winter keren mensen vanzelf wat meer naar binnen en dan richten ze zich makkelijker tot God. Maar het nieuwe leven in de lente en de zon in de zomer openen onze ogen voor de schoonheid van de schepping en dat leidt ook naar God.
Zo schommelt ons geloof mee op het ritme van de seizoenen en vormt het een vast onderdeel van ons leven.
Winter of zomer, God is er altijd. En wij mogen telkens andere wegen gaan om de weg naar Hem toe te vinden.