Het centrum van de eucharistie is het altaar en dat is Christus
Geliefde broers en zussen, goedendag!
We gaan voort met de catecheses over de eucharistieviering. Na de woorddienst – waarbij ik in de vorige catecheses heb stilgestaan – volgt het andere basiselement van de heilige mis en dat is de eucharistische liturgie. Daarin brengt de Kerk, door middel van de heilige tekenen, voortdurend het offer van het Nieuwe Verbond aanwezig, dat door Jezus op het altaar van het kruis werd bezegeld (cf. Sacrosanctum Concilium, 47). Het kruis is het eerste altaar van het christendom. Wanneer wij naar het altaar komen om de eucharistie te vieren, gaat onze herinnering naar het altaar van het kruis, waar het eerste offer werd gebracht. De priester die in de eucharistieviering Christus vertegenwoordigt, volbrengt wat de Heer zelf deed en tijdens het Laatste Avondmaal aan zijn leerlingen toevertrouwde: Hij nam het brood en de beker, sprak het dankgebed uit en gaf hem aan de leerlingen, met de woorden: Neemt, eet… drinkt: dit is mijn lichaam… dit is de beker met mijn bloed. Doet dit tot mijn gedachtenis.
De gave van brood en wijn
Gehoorzaam aan het gebod van Jezus, heeft de Kerk de eucharistische liturgie geordend in stappen die beantwoorden aan de woorden en aan de gebaren door Hem volbracht op de vooravond van zijn Passie. Zo worden, tijdens de bereiding van de gaven, brood en wijn naar het altaar gebracht, dat wil zeggen de elementen die Christus in zijn handen nam. In het eucharistische gebed zeggen we God dank omwille van het werk van de verlossing en worden de gaven het Lichaam en het Bloed van Jezus Christus. Daarna volgen het breken van het brood en de communie waardoor wij opnieuw de ervaring van de apostelen beleven die de eucharistische gaven ontvingen uit de handen van Christus zelf ( cf. Algemene Instructie van het Romeinse Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, 72).
De bereiding van de gaven
Aan het eerste gebaar van Jezus: Hij nam het brood en de beker met wijn beantwoordt dus de bereiding van de gaven. Dat is het eerste deel van de eucharistische liturgie. Het is aangewezen dat de gelovigen aan de priester het brood en de wijn aanbieden, want zij vertegenwoordigen de geestelijke offergave van de Kerk hier verzameld voor de eucharistie.
Het is zinvol dat precies de gelovigen het brood en de wijn naar het altaar brengen.
Hoewel de gelovigen het brood en de wijn die voor de liturgie bestemd zijn, niet meer, zoals vroeger, zelf meebrengen, behoudt de ritus om ze aan te bieden toch zijn geestelijke inhoud en uitdrukkingskracht (ibid., 73). In dit opzicht is het betekenisvol dat de bisschop, bij de wijding van een nieuwe priester hem, bij het overhandigen van het brood en de wijn, zegt: Ontvang de gaven van het heilige volk voor het eucharistische offer (Pontificale Romanum – wijding van bisschoppen, priesters en diakens). Het is het volk van God dat de offergave, het brood en de wijn, aanbrengt, de grote offergave voor de mis! Met andere woorden, in de tekenen van brood en wijn legt het gelovige volk zijn eigen gave in de handen van de priester. Hij legt ze op het altaar of tafel van de Heer, het centrum van heel de eucharistische liturgie (ibid., 73). Dat wil zeggen: het altaar is het centrum van de eucharistie en het altaar dat is Christus.
Altijd moet men het altaar zien als het centrum van de eucharistieviering.
In de vruchten van de aarde en van de menselijke arbeid wordt dus de bereidheid geofferd van de gelovigen om van zichzelf, gehoorzaam aan het Woord van God, een offer te maken dat aangenaam is aan God de almachtige Vader, voor het welzijn van heel de heilige Kerk. Het leven van de gelovigen, hun lofprijzing, hun lijden, hun gebed, hun werk, worden verenigd met die van Christus en met zijn totale offerande. Zij krijgen op deze wijze een nieuwe waarde (Katechsimus van de Katholieke Kerk, 13685).
De Heer vraagt ons weinig en geeft ons veel
Zeker, onze offergave stelt weinig voor, maar Christus heeft dit weinige nodig. De Heer vraagt ons weinig en geeft ons veel. Hij vraagt ons weinig, in het gewone leven, goede wil. Hij vraagt ons een open hart. Hij vraagt ons beter te worden om Hem te ontvangen die zich aan ons geeft in de eucharistie. Hij vraagt ons deze symbolische gaven die daarna zijn lichaam en zijn bloed worden. Een beeld van deze biddende offerbeweging is de wierook die, vernietigd door het vuur, geurige rook vrijgeeft die opstijgt. De gaven bewieroken, zoals op feestdagen gebeurt, het kruis bewieroken, het altaar, de priester en het priesterlijke volk bewieroken, toont zichtbaar de offerverbondenheid die heel de werkelijkheid verenigt met het offer van Christus (cf. Algemene Instructie van het Romeinse Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, 75). En niet vergeten: Christus is het altaar, maar altijd verwijzend naar het eerste altaar dat het kruis is.
Op het altaar dat Christus is, brengen wij het weinige van onze gaven, het brood en de wijn, die daarna zoveel worden: Jezus zelf die zich aan ons geeft.
Gebed over de gaven
Dit is wat het gebed over de gaven uitdrukt. Hierin vraagt de priester aan God de gaven te aanvaarden die Kerk Hem aanbiedt, verwijzend naar de vrucht van de wonderlijke ruil tussen onze armoede en zijn rijkdom. In het brood en de wijn bieden we Hem ons leven aan, opdat het door de Heilige Geest zou veranderd worden in het offer van Christus en samen met Hem een geestelijk offer zou worden dat aangenaam is aan de Vader. Terwijl op deze wijze de bereiding van de gaven wordt beëindigd, bereiden we ons voor op het eucharistische gebed (cf. ibid., 77).
Spiritualiteit van de zelfgave
De spiritualiteit van de zelfgave, die dit deel van de eucharistieviering ons leert, moge ons dagelijkse leven verlichten, onze relaties met anderen, de dingen die we doen, het lijden dat ons overkomt. Het moge ons zo in staat stellen de aardse stad op te bouwen in het licht van het Evangelie.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc