Schatkamer van de liturgie: Christus-Koning [podcast]
Soundcloud
Om te luisteren en herbeluisteren onderweg, in de zetel, of voor het slapen gaan, open de podcast-app van Apple of installeer de gratis app van SoundCloud op je smartphone en voeg de reeks Schatkamer van de liturgie toe aan je bibliotheek – Apple / SoundCloud.
Christus-Koning
Met deze podcast voor het feest van Christus-Koning sluiten we het liturgische jaar af. “Christus de aanvang, Christus het einde, Christus in eeuwigheid,” zingen we.
Hoewel het feest zelf recent is, is het toekomstvisioen van Christus als koning van het heelal een fundamenteel geloofsperspectief. We roepen het op telkens als we in het Onze Vader bidden: “Uw rijk kome, uw wil geschiede.” Daarover zegt de tekst van Origenes: “Wie bidt om de komst van het rijk Gods, vraagt dat Gods rijk ontkiemt, vrucht draagt en tot voltooiing komt.” Natuurlijk kan je de komst van het rijk Gods niet waarnemen zodat je zou kunnen zeggen: ‘Hier is het’ of: ‘Daar is het.’ Maar wie bidt, brengt het nabij in zijn mond, en in zijn hart, zodat daar het koninkrijk reeds een aanvang neemt: “De Vader is in hem aanwezig,” schrijft Origenes, “en met de Vader regeert Christus als koning in deze ziel overeenkomstig het Schriftwoord: ‘Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen’.
Om die komst bidden we zonder ophouden als we het Onze Vader bidden. We verlangen, zoals Origenes het zegt, dat “de Heer in ons vertoeft als in een geestelijk paradijs.” Dan zal Hij onze enige koning zijn en worden alle vijandige machten en heerschappijen die nu heersen in ons tot ‘een voetbank voor zijn voeten.’ “Dan,” durft Origenes te zeggen, “leven wij nu al onder de heerschappij van God in het geluk van de wedergeboorte en de verrijzenis.”
Deze podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Hoofdcantor: Pieter Stevens. Met toestemming van de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie.
Uit het boek van Origenes († 253/254) over het gebed
Onze Heer en Verlosser heeft gezegd: ‘De komst van het rijk Gods kun je niet waarnemen. Men kan niet zeggen: kijk, hier is het of daar is het. Maar weet wel: het rijk Gods is midden onder jullie’ (Luc. 17, 20-21). Zoals Paulus het met een citaat van Deuteronomium verduidelijkte: ‘Het woord is immers zeer nabij, het is in onze mond en in ons hart’ (Rom. 10, 8; Deut. 30, 14). Wie bidt om de komst van het rijk Gods, vraagt dat Gods rijk ontkiemt, vrucht draagt en tot voltooiing komt. Het is duidelijk dat hij op de juiste manier bidt. Iedere heilige laat zich leiden door God als zijn koning, hij gehoorzaamt aan de geestelijke wetten en God woont in hem als in een goed bestuurde stad. De Vader is in hem aanwezig en met de Vader regeert Christus in deze volmaakte ziel volgens het woord: ‘Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen’ (Joh. 14, 23).
Doordat wij voortdurend vorderingen maken, zal het rijk Gods in ons zijn hoogtepunt bereiken, wanneer het woord van Paulus in vervulling gaat dat Christus, nadat Hij al zijn vijanden onderworpen heeft, ‘het koningschap aan God de Vader zal overdragen, opdat God alles wordt in allen’ (1 Kor. 15, 24.28). Daarom willen wij zonder ophouden bidden in een houding die het Woord in ons vormt, en tot onze Vader in de hemel zeggen: ‘Uw naam worde geheiligd, uw rijk kome’ (Luc. 11, 2).
Hier moeten wij ook nog de waarschuwing aan de Korintiërs in herinnering brengen: ‘Heiligheid heeft niets te maken met slechtheid, het licht niets met de duisternis en Christus niets met Belial’ (2 Kor. 6, 14, 15). Evenzo kan dus het koninkrijk van God niet samengaan met dat van de zonde. Als wij willen dat God in ons regeert, ‘mag – zoals Paulus schrijft – de zonde niet heersen in ons sterfelijk lichaam’ (Rom. 6, 12). We moeten veeleer – zoals hij elders aangeeft – het aardse in onze ledematen laten sterven (vgl. Kol. 3, 5) en de vruchten van de Geest voortbrengen. Dan zal de Heer in ons als in een geestelijk paradijs vertoeven. Hij zal onze enige koning zijn samen met Christus die in ons aan de rechterhand gezeten is van die geestelijke kracht die wij willen ontvangen en die zich daar vestigt, totdat al zijn vijanden in ons tot ‘een voetbank voor zijn voeten’ (Heb. 10, 13; Ps. 110 (109), 1) geworden zijn en iedere macht en heerschappij uit ons is verjaagd.
Dat kan in ieder van ons worden bereikt en onze laatste vijand, de dood, kan worden vernietigd, zodat ook bij ons Christus zegt met de woorden die we lezen bij Paulus: ‘Dood, waar is je angel; dood, waar is je overwinning?’ (1 Kor. 15, 55). Daarom moet zich ons vergankelijk lichaam nu reeds met heiligheid en onvergankelijkheid bekleden en ons sterfelijk lichaam, nu de dood vernietigd is, met de onsterfelijkheid van de Vader. Dan leven wij nu al onder de heerschappij van God in het geluk van de wedergeboorte en de verrijzenis.