En toen was het huis van mijn ouders leeg...
Nadat de familieleden er alles hadden uitgehaald wat ze in de verte konden gebruiken, stonden er nog veel te veel spullen in het huis van mijn ouders.
Mijn moeder begreep het niet.
‘Die mooie vaas, wil niemand die hebben?’ riep ze vol onbegrip. Het lelijke knobbelig-bruine ding prijkte als sinds mijn kleuterjaren op de vensterbank. Niemand wilde hem adopteren. Net als de glazen stolpen met opgedirkte wassen mariabeeldjes, de gebombeerde kleerkast, de monsterlijk grote spiegel, de drukke tapijten en de voorraad lakens en dekens. Om van de vele boeken van mijn vader nog te zwijgen, deels nog in oude spelling en deels vol verhalen waarin niemand nog geïnteresseerd was. En dan nog alle kasten vol spullen die volgens mijn ouders misschien ooit nog van pas zouden komen: schroeven, lege doosjes allerhande, lapjes stof.
Onbegonnen werk om dat leeg te halen, als je bij elk voorwerp een verhaal vermoedt.
Dus schakelden we de leegruimdienst van de kringloopwinkel in. Vijf mannen en twee vrachtwagentjes arriveerden en binnen de kortste keren werden de spullen in een soort mierenspoor het huis uit gesleept, een langs de voordeur en een langs de achterdeur. Ik zat met een heel klein hartje onder het afdak en deed alsof ik las. Af en toe passeerde er een schaal uit mijn kindertijd of een kussen vol herinneringen, maar ik herhaalde bij mezelf de mantra:
Al die spullen hebben samen met mijn ouders een mooi en lang leven gehad, nu is het tijd voor iets nieuws.
Na een paar uur kwam een van de mannen even pauzeren. Hij was gevlucht uit Irak. Hij had een foto gezien van mijn ouders die op een kast was geplakt. Uw vader en moeder, zei hij begripvol, terwijl hij vol respect zijn handen voor zijn borst vouwde. Ik vertelde dat mijn vader 94 was geworden en mijn moeder in het rusthuis woonde. Zijn vader was overleden, vertelde hij, maar zijn moeder leefde nog, in Irak.
Ik kan haar niet bezoeken, dat is te gevaarlijk voor mij, zei hij.
Hij belde haar af en toe. Ooit wilde hij ook een huis, om met zijn vrouw en zijn drie kinderen in te wonen. Het appartementje waar ze nu woonden, was zo klein. Maar eerst nog sparen, zei hij, als een model van Belgische integratie. Voor hem was de vluchtigheid van het leven wellicht nog veel concreter duidelijk geworden op zijn tocht naar ons land. Letterlijk zowat alles achterlaten, dat is nog andere koek dan een ouderlijk huis leegruimen.
Het deed deugd om even onze pijn, hoe verschillend ook, te delen.
Het huis is leeg nu, op een paar spullen na die de nieuwe eigenaars graag wilden behouden: het bureaumeubel van mijn vader, de oude Singernaaimachine van mijn moeder, mijn kinderbed. Ik ben blij dat ze samen met het huis een nieuwe kans krijgen. Al die zo lang gekoesterde, telkens opnieuw schoongemaakte en opgeruimde spullen, liggen nu in de kringwinkel of in een container. Ik ga er niet naar kijken, maar ik weet het maar al te goed. Voorlopig heb ik even geen vanitasschilderijen nodig.
Op het laatste nippertje nam ik nog een kruisje mee dat de mannen aan de muur hebben laten hangen.
Ik zal het in mijn kast leggen, waar misschien mijn kinderen het ooit zullen vinden als mijn huis wordt leeggeruimd. En dan weet ik opeens weer dat het belangrijkste dat mijn ouders me meegaven niet in hun kast zat, maar in hun hart. En harten komen gelukkig niet terecht in de kringloopwinkel.