Bijbel van A tot Z ~ Schuld
Velen hebben het moeilijk met het woord schuld, vooral in een religieuze context. Vroeger werden mensen wel eens overladen met schuld, of in ieder geval met schuldgevoel. Dat laatste is natuurlijk nog iets helemaal anders: een schuldgevoel hoeft nog geen schuld te betekenen.
Het is dus nodig om eerst wat orde op zaken te stellen: wat bedoelt de Bijbel wanneer daar sprake is van schuld?
Schuld heeft te maken met een vergrijp: we hebben iets verkeerds gedaan, en het gevolg van die daad is een schuld. Laten we eens een Bijbelse tekst bekijken die hierover handelt. De fragmenten komen uit de Tora, uit het boek Leviticus (hoofdstuk 5, vers 5 en verzen 20-26):
- De betreffende persoon moet, zodra hij zich van zijn schuld bewust wordt, openlijk uitspreken wat hij misdaan heeft.
- De Heer zei tegen Mozes: ‘Wie zondigt en een overtreding tegenover de Heer begaat door te ontkennen dat een volksgenoot hem iets in bewaring heeft gegeven of hem iets heeft geleend, terwijl dat wel zo is, of [...] laadt schuld op zich. Hij moet het gestolen goed, het afgeperste geld of [...], volledig vergoeden en de eigenaar boven de hoofdsom een vijfde extra betalen, op de dag dat hij zijn hersteloffer brengt. Bij wijze van genoegdoening voor de Heer moet hij als hersteloffer een ram zonder enig gebrek ter waarde van een vastgesteld bedrag naar de priester brengen. Dan zal de priester voor hem ten overstaan van de Heer de verzoeningsrite voltrekken voor datgene waaraan hij zich schuldig gemaakt heeft, en krijgt hij vergeving.’
In vers 5 gaat het om iemand die getuige is geweest van een verkeerde handeling en deze toch niet in de openbaarheid brengt (in de voorafgaande verzen worden verschillende voorbeelden genoemd). Dus wie een ander een misdrijf heeft zien begaan maar weigert daarvan te getuigen, die laadt schuld op zich. Wanneer de schuld openlijk wordt uitgesproken, is de weg weer vrijgemaakt voor een rechtvaardige oplossing; dan is de schuld (van het geheim houden) vereffend.
Zo ook in de verzen 21-26: wanneer iemand ontkent wat er heeft plaatsgevonden in geval van een lening die niet teruggegeven werd, van heling of van afpersing, dan ‘laadt die persoon schuld op zich’. Dat wil zeggen: hij/zij staat in het krijt bij de onheus behandelde medemens en in zekere zin ook bij de waarheid. De schuld wordt pas vereffend wanneer wat gestolen of afgeperst werd, weer wordt teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar.
De Tora vraagt overigens nog een extra boete van ‘een vijfde’, dus van 20% van het totale bedrag dat nog eens extra uitbetaald dient te worden.
Naast boete ook nog hersteloffer voor God
Daarmee is de kous nog niet af. Wie ‘schuld op zich heeft geladen’ moet naast de teruggave en de boete ook nog een ‘hersteloffer’ brengen. Daarvoor gaat hij naar de priester om daar een offer te brengen (het is de rechter die vastlegt wat de precieze waarde van het offer moet zijn).
Met dit hersteloffer wordt een verzoeningsrite voltrokken, nu niet in relatie tot de benadeelde persoon, maar in relatie tot God.
Het resultaat van de verzoeningsrite is de vergeving, de algehele vergeving die God aan de onrechtpleger schenkt. Hij/zij kan nu met een schone lei beginnen. Er is geen sprake meer van schuld, en over de daad wordt niet meer gesproken.
Schuld tegenover de Schepper
In dit voorbeeld gaat het steeds over concrete vergrijpen waarbij de ene mens de andere benadeelt. Maar ook God kan benadeeld worden. In zekere zin was dat in het hierboven gegeven voorbeeld ook al aan de orde: wie de medemens schaadt, schaadt ook zijn relatie met de Schepper. Vandaar het belang van het ‘hersteloffer’. Maar het kan ook gebeuren dat iemand zijn Schepper schaadt zonder direct negatief effect voor een naaste. Ik geef een voorbeeld uit Psalm 32 (vers 5):
‘Toen beleed ik u mijn zonde,
ik dekte mijn schuld niet toe,
ik zei: ‘Ik beken de heer mijn ontrouw’ –
en u vergaf mij mijn zonde, mijn schuld.’
Hier gaat het om het ‘vergrijp’ van ontrouw jegens de Schepper. Die ontrouw kan gevolgen hebben gehad in allerlei concrete daden, maar hier gaat het om die houding als zodanig. De relatie met de Schepper is getroebleerd geraakt.
De bewustwording van de getroebleerde verhouding tot God is de eigenlijke stap naar het herstel.
Ze leidt tot het ‘bekennen’, het openlijk uitspreken van de ontrouw. Dan is de weg vrij om vergeving te ontvangen.
Goed opletten: zowel de ‘zondige daad’ wordt vergeven als de daaruit voortvloeiende schuld. Maar dit kan alleen maar gebeuren als degene die de daad begaan heeft, tot inzicht komt van wat hij gedaan heeft, schuld erkent en om vergeving bidt.
Kortom
Een schuldgevoel dat niet in verband staat met een concrete daad, is een onterecht schuldgevoel.
De Tora dwingt ons ertoe de daad bij naam te noemen, zodat onderscheiden kan worden of er wel of niet sprake is van schuld.
De opheffing van de schuld (door vereffening/vergoeding/betaling) is niet de laatste stap in het proces. De laatste fase is die van de vergeving. Er zijn soms ‘schulden’ die we niet meer kunnen goedmaken bij de mensen bij wie we in het krijt staan, bijvoorbeeld omdat ze er niet meer zijn. Maar als we onze schuld bekennen en uitspreken, is er altijd een weg naar vergeving. Want God wil dat mensen léven, en wel rechtop.
Welk woord of begrip uit de Bijbel wil jij laten uitleggen door Jean Bastiaens? Schrijf een reactie hieronder of stuur een mail naar de redactie.