23 november 1654: de mystieke ervaring van Blaise Pascal
Blaise Pascal (1623-1662) had een ronduit sombere levensvisie. Daar had hij veel redenen toe. Zijn moeder was gestorven toen hij nog een kleuter was. Zelf had hij een broze gezondheid. Hij had weinig vrienden en was vaak ziek. Dat nam niet weg dat hij al rond zijn 12de opgemerkt werd als wiskundig genie. Hij was nog geen 20 toen hij de eerste rekenmachine uitvond (1642!).
Maar over de mens was hij bijzonder pessimistisch: Alle ellende op de wereld komt voort uit het feit mensen niet gewoon thuis kunnen blijven. Of nog: De mens is geen engel en ook geen beest, maar helaas is wie eigenlijk engel wil zijn, vaak eerder een beest.
Vreugde breekt binnen
Op een avond na een feest reed Blaise Pascal per koets naar huis met enkele vrienden. Op een brug boven een rivier schrokken de paarden zodanig dat de koets bijna werd weggekatapulteerd. Als bij wonder kwamen de passagiers er ongedeerd vanaf. Blaise Pascal zag - voor het eerst in zijn leven - een teken van God.
Daarop volgde niet veel later een ervaring die hem totaal overrompelde en die hij stamelend neerschreef op een briefje dat hij in de voering van zijn onderkleed naaide en zo de rest van zijn (veel te korte) leven bij zich droeg.
Gedenkteken van Blaise Pascal
Jaar van genade 1654
Maandag, 23 november, Feest van de Heilige Clemens [...]
Van ongeveer 22.30 tot 0.30 uur.
Vuur.
God van Abraham, God van Isaak, God van Jacob, niet van de filosofen en geleerden.
Zekerheid, zekerheid; gevoel, vreugde, vrede.
God van Jezus Christus. [...]
De wereld en alles vergetend, behalve God. Hij is enkel te vinden langs de wegen van het evangelie. Grootsheid van de menselijke ziel. [...]
Vreugde, vreugde, vreugde, tranen van vreugde.
Ik verwijderde me van hem: Dereliquerunt me fontem aquae vivae. Mijn God, zult Gij mij verlaten? Moge ik niet voor eeuwig van Hem gescheiden worden.
Jezus Christus… Jezus Christus… [...] Zoete, volkomen overgave. [...]
Het pessimisme van Pascal kan niet op tegen de hoop, die plotseling opflakkert. Hoe slecht het er op aarde of in ons persoonlijk leven ook toe gaat, God is daar. Die ervaring maakt alles anders.
Ruimte voor het mysterie ... in alle redelijkheid
Voortaan verdiept Pascal zich in de theologie en meer bepaald in de geschriften van Augustinus over de rol van Gods genade in het geloof van mensen. HIj neemt met grote zin voor logica en precisie de verdediging op van het christelijk geloof. De uitvinder van de kansberekening (Driehoek van Pascal) ontwikkelde een atypisch godsbewijs, ook wel De gok van Pascal genoemd.
- De rede (het verstand) kan onmogelijk bewijzen of God wel of niet bestaat.
- Hieruit volgt dat God wel of niet kan bestaan.
- Omdat er twee opties bestaan, moet je kijken wat (statistisch) het meest pragmatisch is. Eigenlijk is dit een soort spel.
- Uit deze afweging blijkt dat gokken dat God bestaat de beste keuze is. Want stel dat hij bestaat en je gelooft, dan ga je naar de hemel en zo niet, naar de hel. Bestaat hij niet, dan is er feitelijk niets verloren. Kortom: geloven in God is de beste, meest pragmatische optie. Ook al is de kans dat God bestaat 0,0001 procent, dan nog is geloven nuttig omdat rekentechnisch gezien 0,0001 procent van oneindig (hemel of hel) nog steeds oneindig is. Bestaat God niet, dan heb je als uitkomt nul. Niets. Bestaat hij echter wel, hoe klein de kans ook, dan heb je eeuwig leven (of als je niet gelooft de eeuwige dood). Nogmaals: gok er dus op dat God bestaat, dat levert hoe dan ook de meeste winst op.
In 1669 kwam postuum het boek Pensées uit, waarin Pascal zich keerde tegen het rationalisme van onder meer René Descartes. De rede kende zijn grenzen, aldus Pascal. Oftewel: Le coeur a ses raisons que la raison ne connaît point. (Het hart heeft redenen die de rede niet kent.)
Rede en geloof hoeven niet op gespannen voet te leven als ze elkaar een ‘redelijke’ ruimte gunnen.