Vastengrammatica met werkwoorden 'zijn' en 'hebben'
Vasten is de tijd
om onszelf in vraag te stellen.
Of beter: om op zoek te gaan
naar wie we ten diepste zijn
en wat we daarvoor nodig hebben.
Daarom is vasten ook de tijd van delen.
Wat krijgt voorrang in ons leven,
het zijn of het hebben?
Je hebt een en ander nodig
om te kunnen leven, te kunnen zijn.
Maar als je leeft om te hebben,
vergeet je te leven, echt te zijn.
Hebben en zijn
hebben allebei twee
verschillende betekenissen.
Enerzijds betekent hebben
als zelfstandig werkwoord bezitten
en betekent zijn
als zelfstandig werkwoord bestaan,
anderzijds zijn hebben en zijn
hulpwerkwoorden:
ik heb iets gedaan,
ik ben ergens naartoe gegaan.
In het ware en goede leven
komt het erop aan om van ons zijn
het meest zelfstandige werkwoord
te maken: volkomen te bestaan,
helemaal jezelf te zijn, zonder
de hinder van al ons hebben.
Daarom moeten we van hebben
het belangrijkste hulpwerkwoord
maken van ons leven, van ons zijn:
wat we hebben moet dienstbaar
zijn aan wie en wat we zijn.
Te veel hebben belemmert ons
om echt te leven.
Delen is daarom het nieuwe hebben,
want het laat ons toe om vrij te zijn
en het geeft anderen de mogelijkheid
om ook te leven, te bestaan, te zijn.
Het hebben moet het zijn dienen,
niet omgekeerd.