Ballingschap
Toen ik nog godsdienstles gaf, had ik er altijd de handen mee vol om aan mijn leerlingen uit te leggen wat de Babylonische ballingschap precies was. Het was geen gevangenisstraf. De mensen werden niet massaal uitgemoord. Ze woonden zoals voordien in gezinsverband. Ze hadden werk, al was dat zwaar en niet zelfgekozen. Ze kregen grond toegewezen die ze moesten ontginnen.
Voor veel leerlingen klonk dat eerder als een avontuur dan als een straf.
Het was hen dan ook helemaal niet duidelijk waarom die ballingschap zo’n cruciale rol speelde in de joodse geschiedenis.
Dat kon ik uiteindelijk het best uitleggen aan de hand van alles wat die mensen waren verloren en dus moesten missen: hun tempel, hun geloof in de kracht van God, hun stad, hun eigen gewoontes en feesten, alle onderdelen van hun dagelijks leven die stuk voor stuk onderuit waren gehaald. Er was alleen nog de allesoverheersende cultuur van de Babylonische overwinnaar.
Zelfs het zingen van hun psalmen deed hen pijn, omdat het hen herinnerde aan het land dat ze verloren hadden.
De ballingschap duurde bijna vijftig jaar. Ondertussen werden er kinderen geboren, werd er getrouwd en gesetteld. Heel wat jongeren groeiden op in de wereldstad Babel en voelden zich een deel van die grote cultuur. Zij kenden Jeruzalem en de God van hun vaderen alleen uit de verhalen. Toen de joden mochten terugkeren naar hun land, bleven een heleboel van hen in Babel.
Ik ken een paar baby’s die geboren zijn in deze coronatijd. Voor hen is de cocon met hun ouders normaal. De peuters van nu leren aan snel tempo dat ze uit de buurt van oma en opa moeten blijven. Mijn kleinzoon zei me onlangs geruststellend: ‘Ik weet zeker dat ik geen corona heb, hoor oma! Ik was altijd mijn handen.’ Maar toch bleef hij op veilige afstand.
Wij leven min of meer in ballingschap, omdat we zoveel dingen moeten missen.
Dingen die tot de kern van ons leven behoorden: onze volwassen kinderen, onze kleinkinderen, onze ouders, onze vrienden, onze reizen en uitstapjes, onze avonden en weekends vol cultuur en ontspanning. En nog zoveel meer.
In de ballingschap, zo leerde ik mijn leerlingen, beseften de joden wat de kern van hun geloof was. Waar het echt om ging en wat ze dus nooit wilden loslaten. Ze zagen in dat rechtvaardigheid en mededogen de basis van een waardevol leven waren. Dat de droom die God voor hen had, hen in die richting leidde.
God geve dat we ook in de coronacrisis zijn droom voor ons scherper leren zien.