De wereld van Pärt (2): de weg naar het Credo
Wat voorafging: Arvo Pärt werkt zich in de kijker als Estlands meest beloftevolle componist, maar maakt al snel kennis met de beperkte manoevreerruimte van de Sovjetautoriteiten.
Het schandaal van Nekrolog werd bijgelegd: een jaar later componeerde Pärt een patriottistisch koorwerk, De opkomst van de wereld. Dat werd, niet toevallig, het werk van Pärt dat in de jaren 1960 het vaakst te horen was op de officiële Estse radio. Je zal het echter niet meer terugvinden op zijn officiële werkenlijst — de componist trok het in. Op YouTube kan je nog een zeldzame opname horen.
Van zijn eerste studentencomposities in 1958 tot en met het legendarische Credo uit 1968: tien jaar lang zou Pärt hoorbaar in het rond tasten. Credo was een ijkpunt, zijn persoonlijke en ook muzikale geloofsbelijdenis die alles zou veranderen.
Een aanloop van tien jaar met drie grote evoluties. Muzikale, maar ook spirituele.
1. Op zoek naar de kern
Al in zijn studententijd begint Pärt te werken als geluidsingenieur bij de Estse radio. Hij is betrokken bij opnames en kan experimenteren met klank, geluid en instrumenten. Dat kan hij nog meer in de muziek die hij componeert voor documentaires en animatiefilms. Beide jobs hebben onmiskenbaar invloed op zijn muzikale ontwikkeling. Het brengt hem later tot de volgende bedenking:
‘In de studio werkte ik met uitstekend materiaal. Maar ik begon weg te evolueren van het lawaai en overvloed, rommel en chaos. Ik voelde dat het te veel werd.’
Hij koopt een eenvoudige cassetterecorder: ‘Want echte muziek kan je zelfs met die geluidskwaliteit overbrengen.’
Een mooie oefening in versobering is Solfeggio (1963). Een etherisch kleinood met als tekst niet meer dan de notennamen do, re, mi, enz.
Luister naar Solfeggio en lees verder onder de video.
2. Terug naar oude meesters en klassieke vormen
Niet voor het laatst in zijn zoektocht leunt Pärt op oude meesters. In de jaren 60 is dat Bach, later luistert hij intensief naar de Frans-Vlaamse polyfonisten. Hij gebruikt klassieke namen, termen en vormen: twee symfonieën, een celloconcerto, ‘polyfonisch’, ‘canon’, ‘prelude en fuga’, ‘sarabande’, ‘ricercar’...
‘Mij tot Bach wenden was een manier om mijn ervaringen met twaalftoonsmuziek te evalueren. Ik wilde weg van die situatie, om te beginnen met iets nieuws, dat ik nog niet verkend had. Ik wilde aan mezelf tonen hoe mooi de muziek van Bach was en hoe vreselijk de mijne.’
Luister naar het tweede deel van ‘Collage über B-A-C-H’ en lees verder onder de video.
3. Tweestrijd
Collage über B-A-C-H (1964) is het eerste werk waarin Pärt gebruikmaakt van de collage-techniek. Compleet tegengestelde stijlen wisselen elkaar af, alsof we getuige zijn van een proces waarin de componist wikt en weegt. In het fragment hierboven hoor je hoe een Bach-melodie wordt afgewisseld met muziek vol rusteloosheid en spanning. Pärt: 'Je kan deze collages zien als een mengeling van het positieve en het negatieve, van het ware en het valse.'
Die tweestrijd is even aanschouwelijk in zijn lawaaierige Tweede Symfonie(1966). Een uitgesponnen muzikale strijd lost op in onschuldige muziek van Tsjaikovski: Sweet dreams, een populair pianowerkje. Een practical joke? Een ode aan de componist van zijn jeugd? Helemaal niet, zegt Pärts vrouw Nora later: ‘Het stukje Tsjaikovski is essentieel. Kinderlijke onschuld wordt tegenover de wreedheid van de buitenwereld geplaatst. En het is de tedere zijde die wint.’
Luister hieronder naar Tsjaikovski’s ‘Sweet dreams’, in de oorspronkelijke versie voor piano
‘Credo’: als alles samenkomt
In september van het revolutiejaar 1968, op zijn 43ste verjaardag, geeft Arvo Pärt voor het eerst een radio-interview. Daarin wordt duidelijk hoe belangrijk spiritualiteit en geloof de voorbije jaren zijn geworden. Hij zegt onder meer:
'Kunst moet bezig zijn met eeuwige vragen, niet alleen met de waan van de dag.'
Pärt zegt die dag ook hoe zijn geloof in God het middelpunt van zijn leven is geworden, maar die fragmenten worden niet uitgezonden omdat ze de Sovjet-censuur niet zouden overleven.
Twee maanden later zorgt Arvo Pärt voor een memorabele concertavond. Op 16 november 1968 wordt Credo voor het eerst uitgevoerd in Tallinn, samen met de Psalmensymfonie van Igor Stravinsky. Het openlijk christelijke thema gold als een provocatie voor de Sovjetautoriteiten, wat het tegelijk een politiek statement maakte. Auteur Jan Brokken beschrijft in zijn bestseller Baltische zielen welke diepe, bevrijdende indruk de eerste uitvoering maakte op het jonge publiek. Een getuige van toen vertelt: ‘We moesten nog 23 jaar wachten op de bevrijding, maar dat moment was het begin van onze zingende revolutie. En Arvo Pärt was onze verlosser. Ik zeg dat heel nuchter. Het was zo.’
Credo was om vele redenen een sleutelwerk: het was een religieus, muzikaal en politiek statement, de muzikale samenvatting van het eerste deel van zijn leven als componist en het was zijn eerste werk dat gebaseerd is op een religieuze tekst.
Credo als muzikale geloofsbelijdenis: bekijk de video en lees onderaan verder.
De gevolgen voor Arvo Pärt waren ingrijpender dan na Nekrolog, wat nog als een jeugdzonde kon worden afgedaan. Pärt werd verzocht zich van het werk te distantiëren, wat hij weigerde. Hij deelde hierdoor het lot van andere ongehoorzame componisten: alle officiële sporen van het werk en de uitvoering werden gewist, verdere uitvoeringen van Credo werden verboden en Pärts muziek werd verbannen van de concertkalenders.
1968 werd hiermee het begin van Pärts woestijnjaren.
Acht jaar later zouden die resulteren in de hoogsteigen stijl van Für Alina en alles wat zou volgen.
Het was alsof ik mezelf vrijheid had gekocht, maar tegen de prijs van alles op te geven en naakt te worden achtergelaten.
- Luister hieronder naar het volledige Credo.
- Volg de Spotify-lijst met alle muziek uit deze reeks.
Bronnen:
- website Arvo Pärt Centre
- The Cambridge Companion to Arvo Pärt (Andrew Shenton),
- Arvo Pärt’s Tabula Rasa (Kevin C. Karnes)
- Baltische Zielen (Jan Brokken)