De wereld van Pärt (6): vijf religieuze topwerken
Wat voorafging: Arvo Pärt emigreert naar Wenen. Na een kort maar opmerkelijk orgelwerk (‘Annum per annum’) voltooit hij zijn meesterlijke ‘Passio’.
Tussen 1985 en 1997 componeert Arvo Pärt – onder andere — 5 grote vocale werken op religieuze teksten. Geen enkele van die 5 kent zijn gelijke, noch in Pärts eigen oeuvre noch daarbuiten.
Door Pärts eigenzinnige aanpak krijgen ook de teksten een onvermoede glans.
Dirigent Paul Hillier, die een tiental cd’s opnam met muziek van Pärt en nauw met hem samenwerkte, verwoordt het als volgt:
‘Als Pärt woorden op muziek zet, geeft hij de indruk dat hij tot op de bodem van de tekst is gedoken en weer boven water is gekomen met een volledig nieuwe indruk over de betekenis.’
Pärt bewijst daarmee dat zijn ‘tintinnabuli-stijl’ geen trucje is voor enkele succesnummers, maar telkens weer een vertrekpunt, onder meer in onderstaande vijf vocale werken waarin hij als componist op het toppunt van zijn kunnen is: Stabat Mater, Te Deum, Miserere, Litany en Kanon Pokajanen. En dan hebben we het nog niet eens over De Profundis, de Berliner Messe en Sarah was ninety years old.
(1) ‘Stabat Mater’ (1985) | Grandioze spitsvondige eenvoud
Al 450 jaar levert de hymne over Maria die treurt naast Jezus’ kruis fantastische muziek op, doorgaans voor solisten, koor en orkest. Arvo Pärt doet het met minimale middelen: met twee trio’s. Een instrumentaal trio (viool, altviool, cello) en een vocaal trio (sopraan, contratenor (of alt), tenor). Dat was ingegeven door de opdrachtgever, de Alban Berg Stichting, die naar aanleiding van Bergs 100ste verjaardag aan 10 verschillende componisten de opdracht gaf een werk voor strijktrio te schrijven.
Pärts Stabat Mater is ééndelig en duurt een klein halfuur. De tekst is opgedeeld in vier delen, met tussen elk deel een instrumentaal intermezzo. Het werk begint met een intro en eindigt met een coda, met als tekst het minutenlang uitgesponnen ‘Amen’. Intro en coda zijn allebei exact 108 maten lang. Geen toeval, want twee van de drie interludes zijn 23 maten lang, en de derde is 46 maten lang, het dubbele.
20 jaar later maakte Pärt ook een versie voor koor en strijkorkest. Vreemd, of net niet, te moeten vaststellen dat die versie maar half zo spannend en aangrijpend is.
• VIDEO: Marc Michael De Smet over het ‘Stabat Mater’. (Lees verder onder de video.)
‘Het Stabat Mater is sowieso één van Arvo Pärts beste werken’, zegt ook cellist Pieter Stas, die met het Goeyvaerts Trio in 2014 het werk opnam, en met die cd internationale lof oogstte. ‘Het Stabat Mater is voor mij de sublimatie van Pärts tintinnabuli-stijl, die in het begin misschien wat streng en dogmatisch was.’
Het Goeyvaerts Trio gebruikt voor het Stabat Mater de zogeheten ‘reine stemming’. Die maakt de klank rustiger en neutraler, klinkt het. Het gomt de eigen inbreng van de uitvoerders wat weg, maar laat de partituur des te meer voor zich spreken. Het brengt de luisteraar dichter bij de muziek — opnieuw valt de vergelijking met een icoon.
• VIDEO: Het Goeyvaerts Trio demonstreert hoe de manier van spelen de klank beïnvloedt. (Lees verder onder de video.)
(2) Te Deum (1985) | Een windharp als ondertoon
Bijna gelijktijdig met het Stabat Mater schrijft Pärt het Te Deum. Voor die eeuwenoude lofzang lieten componisten al eens de grote middelen aanrukken, inclusief triomfantelijk trompet- of klaroengeschal en juichende koren.
Pärt doet het met drie verschillende koortjes, strijkers, een prepared piano en het (vooraf opgenomen) geluid van een re en la op een windharp. Die zorgt voor een drone die het hele werk een bijzondere klank meegeeft. In de partituur staat de windharp aangeduid als ‘ison’, de naam voor een grondtoon in Orthodoxe kerkmuziek.
In de bijsluiter van de ECM-opname schrijft Pärt over de ‘onveranderlijke waarheden’ in de tekst die hem herinneren aan de ‘onmetelijke rust die door een bergpanorama wordt geboden’:
Ik moest deze muziek voorzichtig uit stilte en leegte halen.
• VIDEO: Luister naar het begin van het ‘Te Deum’. (Lees verder onder de video.)
(3) Miserere (1989) | Heeft de beklaagde nog iets te zeggen?
Wat is jouw favoriete Pärt-compositie? Of, indirecter: welke compositie van Pärt blijft je bij? Weinigen zullen antwoorden: het Miserere. Nochtans is ook dit één van zijn topwerken, van een componist op het hoogtepunt van zijn kunnen, eind jaren 1980.
Het is een adem-benemend werk. Dat valt in zekere zin ook letterlijk te nemen.
Pärt zelf zegt over het Miserere: ‘Dit werk is zo opgebouwd dat er één ademhaling is voor elk woord, alsof je na het uitspreken van elk woord weer moet ademhalen voor het volgende woord. Denk aan een beschuldigde die voor de rechtbank staat, wachtend op het ultieme verdict, en nog één keer het woord krijgt.
Hij heeft niet veel tijd, en hij moet zijn woorden met uiterste zorg kiezen, want zijn lot hangt er vanaf.
Elk woord is zoals een klein gewichtje dat de balans van de weegschalen moet herstellen.’
Het Miserere duurt een half uur. In de eerste vijf minuten heerst extreme soberheid. Een tenor reciteert, inderdaad woord voor woord, soms lettergreep voor lettergreep, fragmenten uit Psalm 51. Hij stamelt bijna, laat stiltes vallen die worden verbroken door twee of drie noten van een klarinet, elke noot een ademtocht. Er komt ook een basklarinet bij, en een fagot.
Met een paukenroffel als intro stormt na 5 minuten het ‘Dies Irae’ binnen, één van de meest intense bladzijden in Pärts oeuvre.
Koperblazers als een luchtalarm, apocalyptische klokken en bellen, het koor fortissimo. Het gaat hier niet om decibels, maar om maximaal effect met al bij al bescheidene middelen: een koor en een dozijn instrumenten.
• VIDEO: In de video hieronder komt het ‘Dies Irae’ vanaf 5'58.
Na ongeveer 10 minuten belanden we opnieuw in Psalm 51, maar niets is nog hetzelfde. Het Dies Irae zindert na als hitte op een muur. Er is meer onrust, er zijn meer instrumenten. Tot de solo-bas zich, moe en gedesoriënteerd, laat zakken tot zijn laagste mi.
Het orgel neemt de mi over in een mi-mineurakkoord en effent de weg voor een onwaarschijnlijk slot.
Een flard requiemtekst opnieuw: Rex tremendae majestatis. Niet met de kracht van het Dies Irae, maar als een bevestiging van alles wat voorafging: Miserere nobis... Het koor klimt omhoog in opeenvolgende toonladders, de solo-sopraan en -alt mengen zich met enkele lettergrepen. De laatste lettergreep komt van het koor, maar ook al verstommen de stemmen, het is alsof de muziek eindeloos verder klimt in de oren en geest van de luisteraar. Het mi-mineurakkoord blijft nog wat hangen in het orgel, als aards gestommel.
• Beluister hier het Rex tremendae apart.
Miserere werd in 1989 voor het eerst uitgevoerd in de Abdij van Saint-Georges de Boscherville, Normandië.
• VIDEO: Beluister een opname van het Miserere. (Lees verder onder de video.)
(4) ‘Litany’ (1994) | Voor elk uur van de dag
In 1994 ging van Arvo Pärt Litany in première, een compositie die nog niet de aandacht krijgt die ze verdient. Ze valt tussen de 3 grote vocale meesterwerken die hierboven worden beschreven, en zijn imposante Kanon pokajanen (zie verder).
Litany was een opdracht van het Oregon Bach Festival in het Amerikaanse Eugene. Pärt koos daarom voor een Engelse vertaling van een tekst van de heilige Johannes Chrysostomus, 4de-eeuwse aartsbisschop van Constantinopel die later werd verheven tot kerkvader en kerkleraar. In de tekst zijn 24 gebeden opgenomen, verdeeld in 12 voor de dag en 12 voor de avond/nacht.
Het was de eerste keer in bijna een kwarteeuw (de Derde Symfonie in 1971) dat Pärt nog eens voor een groot orkest componeerde.
• VIDEO: luister naar ‘Litany’. (Lees verder onder de video.)
(5) Kanon Pokajanen (1997) | Meeslepende boetepsalm
In 1997 voltooide Arvo Pärt Kanon Pokajanen, een Byzantijns-Russische boetecanon bestaande uit negen odes waarin boete en verlossing centraal staan. Een jaar later werd het voor het eerst uitgevoerd in de Dom van Keulen. De tekst is in het oudslavisch en wordt gezongen door een a capella koor.
Pärt zou twee jaar aan de Kanon werken.
Ook hier bepaalde de tekst kleur en klank van de muziek.
Pärt in een interview: ‘Ik wilde de woorden hun eigen klank laten kiezen, hun eigen muzikale lijn laten vormen. Tot mijn eigen verrassing ontstond op die manier muziek die was doordrongen van het vreemde karakter van deze taal die alleen in liturgische teksten wordt gebruikt.’
Maarten Van Ingelgem zong mee in verschillende uitvoeringen van het Aquarius-ensemble onder leiding van Marc Michael De Smet. ‘De Kanon wordt zelden integraal uitgevoerd, met Aquarius deden we dat wel. Dat maakt dat je een kleine twee uur non-stop op het podium staat. Mentaal en fysiek is dat een grote uitdaging. Het is een unieke ervaring, zowel voor een uitvoerder als voor de luisteraar.’
Voor één van die uitvoeringen van Aquarius kwam Arvo Pärt naar België, naar het onoogelijke plaatsje Bever, nabij Geraardsbergen. In onderstaande video vertelt dirigent Marc Michael De Smet over die bijzondere uitvoering.
• VIDEO: dirigent Marc Michael De Smet vertelt over zijn ontmoeting en repetities met Arvo Pärt.
Geraadpleegde bronnen:
- Arvo Pärt Centre: www.arvopart.ee
- The Cambridge Companion to Arvo Pärt (Andrew Shenton)
- Arvo Pärt’s Tabula Rasa (Kevin C. Karnes)
- Oxford Studies of Composers: Arvo Pärt (Paul Hillier)