Lezen en bidden van Allerheiligen tot Kerstmis [boek]
De huidige toestand maakt ons sprakeloos, zegt Leo Fijen bij de uitgave van zijn nieuwe boek. In zulke onzekere tijden geven rituelen houvast. Nu ook de kerken zo goed als dicht zijn, moet het niet verbazen dat mensen moedeloos worden. Maar het oudste ritueel kan iedereen overal uitvoeren: de handen vouwen en bidden.
Dat bracht de presentator van christelijke programma's op het idee om een boek samen te stellen met gebeden en bezinningsteksten van bekende Nederlandse en Belgische gelovigen bij de sterke tijden van Allerheiligen tot Driekoningen. Het boek komt op het juiste moment, zo blijkt uit de stormloop nog voor de uitgave.
Als christenen is het op dit moment onze belangrijkste taak om te bidden in huiselijke kring als teken van hoop in een moedeloze wereld. Leo Fijen
Vaak zijn er al gebedenboeken uitgegeven bij de advent, Kerstmis of Pasen. Maar van Allerheiligen tot het einde van de kersttijd is een originele insteek. Een insteek die past bij deze tijd van afscheid nemen, niet alleen van veel dierbaren maar ook van een zekere onbezorgde levensstijl. Waar Allerheiligen en Allerzielen het verdriet ernstig nemen, bieden gedenkdagen zoals die voor de heilige Willibrord of Maarten weer moed. En de advent opent een nieuw perspectief van hoop en verwachting.
Op die weg wordt de lezer meegenomen door abten, abdissen, bisschoppen en zo meer. Maar de meest opvallende naam op de kaft is toch die van Herman Finkers. De cabaretier, die zich al liet opmerken met de organisatie van stijlvolle gregoriaanse missen, stuurde twee Mariagebeden in. We geven er al eentje weg.
Als ik denk dat ik doodga
Als ik denk dat ik doodga,
niet meer weet wat ik moet,
eerder dan ’t Onze Vader
bid ik een Weesgegroet.
Als het angstzweet me uitbreekt,
en m’n hart gaat tekeer,
dan roep ik: ‘O, Moeder’,
zelden: ‘O, Heer.’
Want de Heer is heel goed,
maar ook onverbiddelijk.
Hij reinigt met bloed,
maar zij snapt onmiddellijk
dat een vlek niet zo erg is,
als hij soms schijnt.
Met een dertig graden wasje
vaak al verdwijnt.
Als ik denk dat ik doodga,
niet meer weet wat ik moet,
eerder dan ’t Onze Vader
bid ik een Weesgegroet.
Herman Finkers