Van God gedicht: Kerstkring (3)
#1 Kerstmis
Rainer Maria Rilke
Vert.: Piet Thomas
Ja, Kerstmis is de stilste dag van 't jaar.
Dan hoor je alle harten vurig slaan
als klokken die de avond doen verstaan
dat Kerstmis is de stilste dag van 't jaar.
Dan worden alle kinderogen groot,
alsof de dingen groeiden die ze zien,
en moederlijker worden alle vrouwen
en alle kinderogen worden groot.
Dan moet je buiten in het wijde land,
wil je de kerstnacht zien, de onbezeerde,
alsof je zinnen nooit de stad begeerden,
zo moet je buiten in het wijde land.
Daar schemert menig hemel boven jou
die op de verre witte bossen staat.
Onder de schoen de weg die groeien gaat
waar menig hemel schemert boven jou.
En in de grote luchten staat een ster
die opbloeit als een felle gentiaan.
De verten rollen als een golfslag aan
en in de grote luchten staat een ster.
#2 De stal
Piet Thomas
Een stal waar men de Liefde vindt
die mens geworden is.
De herders die door weer en wind,
ontsnapt aan duisternis
en door een lieve ster geleid,
bedeesd de stal ingaan.
Ze voelen zich als ingewijd
in een vernieuwd bestaan.
Een kind dat hun zijn vrede biedt,
zijn heil, zijn koninkrijk.
Geweld of onrecht heerst er niet
en allen zijn gelijk.
Gelijk in d’ogen van een God
van zo nabij gezien.
Men houdt er zich aan zijn gebod,
verheugd als nooit voordien.
Heer, leer ons Kerstmis te verstaan
zoals die herders toen.
Bevestig in ons hart voortaan
de troost van dit visioen.
Leer ons dat eenvoud kan volstaan:
God eren in een kind,
voor al wie, van zijn schuld ontdaan,
de stal van Kerstmis vindt.
#3 Kerst
Jaap Zijlstra
De herders, zij ruiken de stal,
zij gaan in draf op huis aan
en bekijken met grote ogen het lam
dat in hun kribbe ligt.
De wijzen gaat een licht op,
zij slaan er Bileam op na
en al hun wijze voorgangers
die weet hebben van de ster.
De bijbelkenners en kamerverhuurders,
zij slapen de slaap der rechtvaardigen,
heel Bethlehem slaapt.
Wij weten van de prins geen kwaad,
dat komt nog wel,
drieëndertig jaar later.
#4 Geboorte van Christus
Rainer Maria Rilke
Vert.: Piet Thomas
Was er je eenvoud niet, hoe kon jou dan
gebeuren wat nu de nacht verlicht?
Zie, God hield volken toornend in zijn ban,
maar Hij wordt mild, nu jij Hem baart: een wicht.
Verscheen Hij groter in je droomgedicht?
Wat is dat, grootheid? Dwars en uitermate
recht is deze weg die ‘t lot Hem bood.
Zelfs voor een ster is zo geen baan gelaten,
want, zie je, deze koningen zijn groot
en slepen schatten aan tot voor je schoot,
de schatten waar ze ‘t meest van houden;
dat die bestonden had je nooit gedacht —
maar zie toch hoe Hij in je doek met vouwen
ligt en nu al alles overtreft in kracht.
Van ver al d’amber over zee gebracht
en al het goud, de strelende en pure
kruiden, bedwelmend in hun wazigheid:
maar dit zijn alles dingen die niet duren,
en aan het einde wacht je rouw en spijt.
Maar Hij (dat merk je nog wel), Hij verblijdt.
#5 Kerstmis met Lucas
Anton Van Wilderode
Alleen in mijn kamer en kerstmis op til.
Ik lees Lucas de evangelist
en plotseling hoor ik de avond zo stil
als een landschap onder de mist.
Rondom mij staan boeken in het gelid
met hun bladzijden angst en verdriet,
maar Lucas bezweert mij: Luister naar dit
bevel van de engel: vrees niet.
Ik lees: Zacharias ontstelde zeer
en Maria verschrok in haar huis,
de herders lagen bevende neer
maar de hemel werd luid van geruis.
Zacharias, Maria, herders, vrees niet
zei de engel van Lucas tot u.
Ik weet dat zijn vrede over u is geschied,
maar geldt dat voor hier en nu?
Want twijfelzucht, onrust en overmoed
namen beurtelings van mij bezit
en hoe wordt de wereld van morgen,
hoe wordt de donkere wereld nog wit?
Een kamer verstilt in een kleine stad
en een hart in die kamer verkilt,
de sneeuw van papier en van lamplicht dat
op mijn schrijvende handrug trilt.
De donkere wereld wordt buiten wit
tot een schielijke heldere bres
van de wassende maan die verborgen zit
in de nok van een dunne cipres,
het dreigende teken van angst aan een wand
vol boeken wordt uitgewist
door de hand van de engelen door de hand
van sint Lucas de evangelist.