Zeuren in de woestijn
Bij het lezen van de avonturen van Mozes en de Israëlieten in de woestijn, valt me opeens op hoeveel er gemopperd wordt. En al dat zeuren en klagen klinkt me heel vertrouwd in de oren.
De Israëlieten voelen zich bedreigd door de achtervolgende troepen van farao en klagen dat ze liever in Egypte waren gestorven.
‘Waren er soms geen graven genoeg in Egypte’, sneren ze tegen Mozes.
Later zeuren ze over gebrek aan water en tekort aan eten, over het eindeloze rondtrekken zonder uitzicht. De herinnering aan de vleespotten van Egypte maakt van hen ongenietbare lastpakken, die angstig zijn om aan een nieuwe toekomst te beginnen. ‘Waarom heb je ons niet in Egypte laten sterven? Daar waren de vleespotten tenminste gevuld en hadden we volop brood te eten’, klagen ze.
Mozes wordt er bij momenten helemaal gek van.
Maar telkens weet God hem zover te krijgen dat hij zijn stok uitsteekt en water uit een rots laat stromen.
Of dat hij God om hulp vraagt en er kwartels en manna uit de lucht vallen. Toch zijn de Israëlieten nooit lang tevreden. Er is altijd weer een nieuwe reden om te klagen.
Soms krijg ik de indruk dat we hier en nu op dezelfde manier bezig zijn. We hebben genoeg van alle coronabeperkingen. We willen weer kunnen gaan en staan waar we willen. De vaccinatie gaat ons niet snel genoeg, maar als we aan de beurt zijn, klagen we weer over de bijwerkingen.
Als we niet uitkijken, worden we even grote zeurkousen als de Israëlieten in de woestijn.
Om het vol te houden, moesten de Israëlieten durven geloven in een nieuwe, een andere toekomst. Daar konden ze alvast werk van maken door de geboden van God in hun hart te planten.
Niemand had hen beloofd dat het makkelijk zou worden, maar het zou wel beter, rechtvaardiger en vrijer kunnen worden.
Misschien kunnen we veel van hen leren.