En breng ons niet in beproeving
Geliefde broers en zussen goedendag!
We gaan verder met de catechese over het Onzevader. We zijn gekomen bij de voorlaatste bede: En breng ons niet in beproeving (Mt 6,13). In een andere versie luidt het: Laat ons niet in bekoring vallen. Het Onzevader begint op een serene manier met ons verlangen dat het grote project van God in ons midden werkelijkheid zou worden. Dan volgt een beschouwing van de levensrealiteit en we vragen om wat we elke dag nodig hebben: het dagelijkse brood. Vervolgens staat het gebed stil bij onze interpersoonlijke relaties die vaak door egoïsme worden vergiftigd. We vragen om vergiffenis en beloven vergiffenis te schenken. Met deze voorlaatste bede in onze dialoog met de hemelse Vader komen we als het ware tot de kern van het drama, dat wil zeggen op het terrein waar onze vrijheid geconfronteerd wordt met de listen van de Kwade.
Lastige vertaling
Zoals bekend kan men de Griekse uitdrukking die in het Evangelie gebruikt wordt niet makkelijk precies vertalen. Alle moderne vertalingen lopen dan ook mank. Over één element is men het wel eens: hoe men de tekst ook verstaat, we moeten uitsluiten dat de Vader het initiatief zou nemen van de bekoringen die kenmerkend zijn voor de levensweg van de mens. Alsof God in een hinderlaag zou gaan liggen om zijn kinderen te vangen in listen en valstrikken. Dergelijke interpretatie wordt niet door de originele tekst ondersteund en is ver verwijderd van het beeld van God dat Jezus ons heeft geopenbaard.
Laten we het niet vergeten: het Onzevader begint met het woord Vader. Een vader spant geen valstrikken voor zijn kinderen.
Christenen hebben niets te maken met een na-ijverige God, die concurrent is van de mens of die er plezier in vindt de mens te pesten. Dat zijn beelden van heidense goden. In de brief van de apostel Jacobus lezen weg: Niemand mag zeggen, als hij bekoord wordt: Ik word door Gods toedoen bekoord. God brengt niemand in verzoeking, zo min als Hijzelf door het kwade kan worden bekoord (1,13). Veeleer het tegendeel: de Vader is niet de auteur van het kwaad. Aan een kind dat om een vis vraagt geeft Hij geen slang (cf. Lc 11,11). Zo leerde Jezus.
Wanneer het kwaad in het leven van de mens verschijnt, strijdt God aan zijn zijde om ervan bevrijd te worden. God strijdt altijd voor ons, nooit tegen ons.
Hij is Vader! In deze geest bidden wij het Onzevader.
God-met-ons
Deze twee feiten – beproeving en bekoring – maken op een mysterieuze manier deel uit van het leven van Jezus. Door deze ervaring is de Zoon van God geheel onze broeder geworden, op een wijze die bijna aanstootgevend is. Het zijn precies die delen uit het Evangelie die aantonen dat de laatste moeilijke beden van het Onzevader al verhoord werden: God heeft ons niet alleen gelaten, maar in Jezus heeft Hij zich geopenbaard als God-met-ons tot in de uiterste gevolgen. Hij is bij ons wanneer Hij ons het leven schenkt. Hij is bij ons tijdens het leven, in vreugde, in beproevingen en verdriet. Hij is bij ons in onze nederlagen, wanneer we zondigen.
Altijd is God bij ons, omdat Hij Vader is en Hij ons niet kan verlaten.
Satan
Wanneer we bekoord worden door het kwaad, door de broederlijkheid te negeren en een absolute macht over het andere en de anderen na te streven, dan heeft Jezus voor ons deze bekoring reeds overwonnen. De eerste bladzijden van de evangelies tonen dat aan. Meteen na door Johannes gedoopt te zijn, midden een massa zondaars, gaat Jezus naar de woestijn en wordt er door de duivel bekoord. Zo begint het openbare leven van Jezus, met een bekoring door Satan. Satan was er. Veel mensen zeggen: Waarom spreken over de duivel. Is dat niet ouderwets? Maar kijk wat het Evangelie leert: Jezus heeft zich geconfronteerd met de duivel.
Jezus werd door Satan bekoord. Maar Hij wijst elke bekoring af en wordt de overwinnaar.
Het evangelie volgens Matteüs heeft, bij het eind van de tweestrijd tussen Jezus en de Vijand, deze opmerking: Nu liet de duivel Hem met rust en er kwamen engelen om Hem hun diensten te bieden (4,11).
Een vader verlaat zijn kinderen niet
Ook op het ogenblik van de grootste beproeving laat God ons niet alleen. Wanneer Jezus in Getsemane gaat bidden, wordt zijn hart bezwaard door onmetelijke angst – zo zegt Hij aan zijn leerlingen – Hij ervaart eenzaamheid en verlatenheid. Alleen met de verantwoordelijkheid voor de zonden van heel de wereld op zijn schouders. Alleen met een onbeschrijfelijke angst. De beproeving is vernietigend zodat iets onverwachts gebeurt. Jezus bedelt nooit om liefde voor Zichzelf en toch, die nacht is zijn ziel tot de dood toe bedroefd, op dat ogenblik vraagt Hij om de nabijheid van zijn vrienden: Blijft hier en waakt met Mij (Mt 26,38). We weten dat de leerlingen overmand door angst in slaap vielen. Op het moment van de doodstrijd vraagt God aan de mens Hem niet te verlaten. Maar de mens slaapt. Wanneer de mens dergelijke beproeving kent, waakt God.
Op de meest slechte momenten van ons leven, op de pijnlijkste ogenblikken, op de meest angstaanjagende momenten, waakt God met ons, strijdt God voor ons, is Hij ons steeds nabij.
Waarom? Omdat Hij Vader is. Zo zijn we dit gebed begonnen: Onzevader. Een vader verlaat zijn kinderen niet. Die nacht van pijn van Jezus, die nacht van strijd, is het uiterste bewijs van de menswording: God daalt af in onze afgronden en in de kwellingen die de geschiedenis tekenen.
Dit is onze bemoediging in de beproeving: beseffen dat die diepte, sinds Jezus er doorheen is gegaan, niet meer verlaten is, maar gezegend door de aanwezigheid van de Zoon van God. Hij zal ons nooit verlaten!
God, moge die tijd van beproeving en bekoring ver van ons blijven. Maar als die tijd voor ons komt, toon dan dat Gij onze Vader zijt, dat we niet alleen zijn. Gij zijt de Vader. Toon ons dat Jezus ook het gewicht van dat kruis reeds op zich heeft genomen. Toon ons dat Jezus ons roept om het samen met Hem te dragen door ons vol vertrouwen over te geven aan de liefde van de Vader. Dankjewel.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc