Commentaar bijbellezing 29/12- ‘In het huis van de Vader’- Lode Aerts
Evangelie: Lucas 2, 41-52 — ‘Wist ge dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’
Ieder jaar reisden de ouders van Jezus bij gelegenheid van het paasfeest naar Jeruzalem. En overeenkomstig het gebruik bij dit feest gingen zij opnieuw daarheen toen Jezus twaalf jaar geworden was. Maar na afloop van die dagen keerden zij naar huis terug. Het kind Jezus bleef echter in Jeruzalem achter zonder dat zijn ouders het wisten. In de mening dat Hij zich bij de karavaan bevond, gingen zij een dagreis ver, en zochten Hem toen onder familieleden en bekenden. Omdat zij Hem niet vonden, keerden zij al zoekende naar Jeruzalem terug. Pas na drie dagen vonden zij Hem in de tempel, waar Hij te midden van de leraren zat naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde. Allen die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn inzicht en zijn antwoorden. Toen zijn ouders Hem daar opmerkten, stonden zij verslagen. Zijn moeder zei tot Hem: ‘Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht.’ Maar Hij antwoordde: ‘Wat hebt ge toch naar Mij gezocht? Wist ge dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ Zij begrepen echter niet wat Hij daarmee bedoelde. Hij ging met hen mee naar Nazaret en was hun onderdanig. Zijn moeder bewaarde alles wat er gebeurd was in haar hart. En met de jaren nam Jezus toe in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen.
Commentaar Lode Aerts: ‘In het huis van de Vader’
‘Wist gij dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ Zo klinken in het Lucasevangelie de allereerste woorden uit de mond van Jezus. Al is Hij dan nog maar een jongen van twaalf jaar, toch staat Hem de drijfveer van zijn leven reeds helder voor ogen: ‘Ik moet’, zo zegt Hij letterlijk, ‘in de zaken van mijn Vader zijn’. Daarom maakt hij zich los van zijn dichtste verwanten en blijft alleen in de tempel achter: Jezus, te midden van de leraren die zich verbazen over zijn inzicht in het geloof. Aanvankelijk kan Maria dat niet vatten. Drie dagen is ze met Jozef ongerust op zoek gegaan. Geen wonder dat ze Hem verwijt: ‘Jongen, besef je dan niet met wat een pijn er naar Jou werd gezocht door mij en je vader?’ Maar net deze zin maakt het mogelijk om te vragen wie de echte vader van Jezus is. Weliswaar blijft Jezus onderdanig aan Maria en Jozef te Nazaret, maar zijn echte Vader woont weldegelijk in de hemel. Later in het evangelie hoort Maria iets dergelijks over haar relatie tot Jezus.
Mijn moeder is zij die het Woord hoort en ernaar handelt
Op de vraag: ‘Wie is mijn moeder?’ volgt een onthutsend antwoord van Jezus: ‘Mijn moeder is zij die het Woord hoort en ernaar handelt.’ Om deze verrassende uitspraken te verstaan, moeten we ze begrijpen vanuit het hart van het evangelie. ‘God is liefde’ en van die liefde is Jezus de boodschapper en de verpersoonlijking. Hij wil niets liever dan dat zijn leerlingen in die liefde zouden delen. De Johannesbrief zegt het in de tweede lezing met een voelbaar enthousiasme: ‘We worden kinderen van God genoemd en wij zijn het ook.’ Onze menselijke relaties worden gegrondvest in een goddelijke liefde die nooit vergaat. Het mag duidelijk zijn: het feest van de Heilige Familie heeft niets te maken met idyllische romantiek in het gezin van Nazaret. Neen, het gaat in alle ernst om onze eigen relaties, onze vriendschappen en gezinnen, hoe broos die ook mogen zijn. Al wat mensen met elkaar verbindt, moet ‘thuis komen in de zaken van de Vader.’ Dan worden ze gegrondvest in ‘de grote liefde die de Vader ons betoond heeft.’