Het geduld van God is dat van een papa en een mama samen
Geliefde broeders en zusters, goedendag!
Vandaag zetten we de tweede stap op de catecheseweg over het gebed die vorige week werd begonnen. Het gebed is eigen aan alle mensen: aan de mensen van elke religie en waarschijnlijk ook aan hen die geen enkele belijden. Het gebed ontstaat in het verborgene van ons zelf, in die inwendige ruimte die geestelijke schrijvers vaak het hart noemen (cf. Catechismus van de Katholieke Kerk, 2562-2563). Het gebed in ons is dus niet iets aan de buitenkant, geen bijkomend vermogen aan de rand. Het is het meest innerlijke mysterie in onszelf. Het is dat mysterie dat bidt. Gevoelens bidden, maar men mag niet zeggen dat bidden slechts een gevoel is. De rede bidt, maar bidden is niet slechts een intellectuele daad. Het lichaam bidt, maar men kan met God ook spreken bij de grootste onbekwaamheid.
Als het ‘hart’ bidt, is het de mens die bidt.
Heimwee
Het gebed is een impuls, een aanroeping die ons overstijgt. Het ontstaat in het innerlijke van onze persoon en gaat verder, want het draagt in zich het heimwee naar een ontmoeting. Dat heimwee is meer dan een nood, meer dan een noodzakelijkheid, het is een weg. Het gebed is de stem van een ik dat wankelt, dat tastend zich beweegt, op zoek naar een Jij. De ontmoeting tussen het ik en het Jij kan niet berekend worden. Het is een menselijke ontmoeting en vaak gaat men tastend op weg om het Jij te vinden dat mijn ik zoekt.
Openbaring
Het gebed van de christen daarentegen ontstaat uit een openbaring. Het Jij is niet in het mysterie gehuld gebleven. Het heeft met ons een relatie aangegaan. Het christendom is de religie die voortdurend de openbaring van God viert, zijn verschijning. De eerste feesten van het liturgische jaar zijn vieringen van deze God die niet verborgen blijft, maar zijn vriendschap aan de mensen aanbiedt. God openbaart zijn heerlijkheid in de armoede van Betlehem, in de aanbidding van de Wijzen, in het doopsel in de Jordaan, in het wonder op de bruiloft in Kana. Het Johannesevangelie besluit de grote hymne van de Proloog met de samenvattende uitspraak: Niemand heeft ooit God gezien; de Eniggeboren Zoon, die inde schoot des Vaders is, Hij heeft Hem doen kennen. (1,18). Jezus heeft ons God geopenbaard.
Vader - Papa
Het gebed van de christen treedt in relatie tot de God met het zachte gelaat, die de mensen geen enkele angst wil inboezemen. Dat is het eerste kenmerk van het christelijke gebed. In tegenstelling tot de mensen die gewoon waren God met een zeker angst te benaderen, ontsteld door dit fascinerende en angstaanjagende mysterie, gewoon als ze waren God te vereren vanuit een slaafse houding, gelijkend op die van een onderdaan die tegenover zijn heer niet wil nalaten eerbied te betonen, wenden de christenen zich tot Hem en durven Hem op vertrouwelijke wijze aanspreken met de naam Vader. Het is Jezus die het andere woord gebruikt: Papa.
Blanco cheque
Het christendom heeft uit de band met God elke feodale houding gebannen. In de woordenschat van ons geloof zijn geen uitdrukkingen aanwezig zoals onderworpenheid, slavernij of leenheerschappij. Wel woorden zoals verbond, vriendschap, belofte, gemeenschap, nabijheid. In de lange afscheidsrede tot zijn leerlingen zegt Jezus het zo: Ik noem u geen dienaars meer, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb Ik vrienden genoemd, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord. Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen, die blijvend mogen zijn. Dan zal de Vader u geven al wat gij Hem in mijn Naam vraagt (Joh 15,15-16). Dit is een blanco cheque: Dan zal de Vader u geven al wat gij Hem in mijn Naam vraagt!
Trouwe bondgenoot
God is de vriend, de bondgenoot, de bruidegom. In het gebed kan men een relatie van vertrouwen met Hem ontwikkelen. Dat is dermate waar dat in het Onzevader Jezus ons geleerd heeft Hem een hele reeks vragen te stellen.
Aan God mogen we alles vragen, àlles. Hem alles uitleggen, Hem alles vertellen. Het heeft geen belang dat we ons in de verhouding tot God tekort voelen komen.
We zijn geen dappere vrienden, we zijn geen dankbare kinderen, we zijn geen trouwe echtgenoten. Hij blijft ons graag zien. Dat is wat Jezus uiteindelijk toont tijdens het Laatste Avondmaal, wanneer Hij zegt: Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn Bloed dat voor u wordt vergoten (Lc 22,20). In dit gebaar loopt Jezus in de avondmaalzaal vooruit op het mysterie van het Kruis. God is een trouwe bondgenoot. Als mensen ophouden Hem te beminnen, blijft Hij toch van ze houden, ook als de liefde Hem naar Calvarie brengt.
God staat altijd dichtbij de deur van ons hart en wacht tot wij Hem opendoen.
Soms klopt Hij aan, maar is niet opdringerig. Hij wacht. Het geduld van God met ons is het geduld van een papa, van iemand die ons erg liefheeft. Ik zou zeggen: het is het geduld van een papa en een mama samen. Steeds dichtbij ons hart. Wanneer Hij aanklopt doet Hij dat met zachtheid en veel liefde.
De glinsterende kern van het gebed
Laten we allen trachten op deze wijze te bidden, door in te treden in het mysterie van het Verbond. Door ons in het gebed toe te vertrouwen aan de barmhartige armen van God en ons omhuld te weten door het mysterie van het geluk van het leven in de Drie-eenheid. Door ons genodigden te voelen die zoveel eerbetoon niet verdienen. En voor God te herhalen, in de verbazing van het gebed: is het waar dat Jij alleen liefde kent? Hij kent geen haat.
God wordt gehaat, maar kent de haat niet. Hij kent alleen liefde. Dat is de God tot Wie wij bidden.
Dat is de glinsterende kern van elk christelijk gebed. De God van liefde, onze Vader die ons verwacht en met ons gaat.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc