Het geloof moet vertrekken van bevrijding, niet van verplichting
Geliefde broers en zussen, goedendag!
… we gaan verder met ons gesprek over de geboden die, zoals we gezegd hebben, meer dan geboden zijn. Het zijn woorden van God, gericht tot zijn volk opdat het de goede weg zou gaan. Liefdevolle woorden van een Vader. De Tien Woorden beginnen als volgt: Ik ben Jahwe uw God, die u heb weggeleid uit Egypte, het slavenhuis (Ex 20,2). Dit begin geeft de indruk vreemd te zijn aan de eigenlijke wetten die volgen. Maar dat is niet zo.
Waarom deze afkondiging die God van zichzelf en van de bevrijding geeft? Omdat men, na de doortocht van de Sinaï, aan de Rode Zee gekomen is. De God van Israël redt eerst en vraagt daarna vertrouwen (1). Met andere woorden de decaloog begint met de mildheid van God.
God vraagt nooit zonder eerst te geven. Nooit. Eerst redt Hij en geeft, daarna vraagt Hij. Zo is onze Vader, de goede God.
‘Ik ben Jahwe uw God’
Zo verstaan we het belang van die eerste uitspraak: Ik ben Jahwe uw God. Het gaat om een bezittelijk voornaamwoord, het gaat om een relatie, een behoren tot. God is geen vreemde: Hij is jouw God (2). Dit werpt zijn licht op heel de decaloog en onthult ook het geheim van het christelijke handelen, want het is dezelfde houding van Jezus die zegt: Zoals de Vader Mij heeft liefgehad, zo heb ook Ik u liefgehad (Joh 15,9). Christus is de Beminde van de Vader en bemint ons met die liefde. Vaak mislukken onze acties omdat we van onszelf uitgaan en niet van de dankbaarheid.
En wie van zichzelf uitgaat, waar komt die aan? Bij zichzelf!
Hij is niet in staat de weg te gaan, hij keert terug naar zichzelf. Spottend wordt deze houding door de mensen beschreven als: Dat is iemand met een ik, ik met ik voor ik. Men komt uit zichzelf en keert terug naar zichzelf.
De weg van bevrijding
Het christelijke leven is op de eerste plaats een dankbaar antwoord op een milde Vader. Christenen die alleen maar plichten kennen, tonen dat ze geen persoonlijke ervaring hebben met de God die de onze is. Ik moet dit doen, ik moet dat doen … alleen maar plichten. Dan ontbreekt er je iets! Wat is het fundament van die plicht? Het fundament van de plicht is de liefde van God Vader, die eerst geeft en dan beveelt. De wet voorrang geven op de relatie helpt de geloofsweg niet.
Hoe zou een jongere christen willen worden, als we vertrekken van verplichtingen, opdrachten, consequenties en niet van de bevrijding? Christen zijn is een weg van bevrijding!
De geboden bevrijden je van je egoïsme, ze bevrijden je omdat het de liefde van God is die je vooruit helpt. Christelijke vorming is geen kwestie van wilskracht, maar van ontvankelijkheid voor verlossing, van zich te laten beminnen. Eerst de Rode Zee, dan de Berg Sinaï. Eerst de redding. God redt zijn volk in de Rode Zee. Daarna, in de Sinaï zegt Hij wat het moet doen. Het volk beseft dat wat het te doen krijgt het gevolg is van het feit dat het gered werd door een liefdevolle Vader.
Een oefening in herinnering
Dankbaarheid is een kenmerkende eigenschap van een hart dat bezocht werd door de Heilige Geest. Om God te gehoorzamen moet men zich eerst zijn weldaden herinneren. De Heilige Basilius zegt: Wie dergelijke weldaden niet vergeet, richt zich op de goede deugd en op ieder werk van gerechtigheid (Regole brevi, 56). Waar brengt ons dit alles? Tot een oefening in herinneren (3). Hoeveel mooie dingen heeft God niet gedaan voor ieder van ons! Hoe mild is onze hemelse Vader! Ik wil jullie nu een kleine oefening voorstellen. Iedereen kan in stilte in zijn eigen hart antwoorden.
Hoeveel mooie dingen heeft God voor mij gedaan? Dat is de vraag. Dat ieder nu in stilte antwoordt.
Dat is de bevrijding van God. God doet zoveel mooie dingen en bevrijdt ons.
God denkt aan mij
En toch is het ook mogelijk dat iemand nog geen echte ervaring heeft van de bevrijding door God. Dat kan gebeuren. Het zou kunnen dat iemand in zichzelf slechts het besef van plicht vindt, een spiritualiteit van slaven en niet van kinderen. Wat te doen in dergelijk geval? Doen wat het uitverkoren volk deed. Het boek Exodus zegt: In de loop van deze vele jaren was de koning van Egypte gestorven. Maar de Israëlieten zuchtten nog steeds onder hun dwangarbeid en zij klaagden luid. Vanuit hun slavenbestaan drong hun gejammer door tot God, en God luisterde naar hun klagen; Hij was zijn verbond met Abraham, Isaak en Jakob indachtig. God zag goedgunstig neer op de Israëlieten en Hij was met hen begaan (Ex 2,23-25). God denkt aan mij.
Kreet om hulp
Het bevrijdende optreden van God aan het begin van de decaloog – dat wil zeggen van de geboden – is het antwoord op dit klagen. Wij redden ons niet alleen. Maar van ons kan een kreet om hulp uitgaan. Heer red mij, Heer wijs mij de weg, Heer omhels mij, Heer schenk mij wat vreugde. Dit is een kreet om hulp. Dat staat ons te doen: vragen om bevrijd te worden van egoïsme, van zonde, van de ketenen van de slavernij. Dergelijke kreet is belangrijk, het is een gebed, het is bewust zijn van wat in ons nog onderdrukt en niet bevrijd is. In onze zielen is nog veel niet bevrijd. Red mij, help mij, bevrijd mij. Dat is een mooi gebed tot de Heer. God kijkt uit naar die kreet, omdat Hij onze ketenen kan en wil breken.
God heeft ons niet in het leven geroepen om onderdrukt te blijven, maar om vrij te zijn en te leven in dankbaarheid en met vreugde te gehoorzamen aan Hem die ons zoveel geschonken heeft, oneindig veel meer dan wij ooit aan Hem zouden kunnen geven.
Dat is mooi. God zij gezegend om al wat Hij in ons doet, gedaan heeft en zal doen!
Voetnoten
- In de rabbijnse traditie is er een tekst die op dit punt helderheid biedt: Waarom worden de Tien Woorden niet aan het begin van de Thora afgekondigd? (..) Waarmee kan men dit vergelijken? Met iemand die het bestuur van een stad opneemt en aan de bewoners vraagt: ‘Mag ik jullie regeren?’ En zij antwoordden: ‘ Wat goeds heb jij gedaan om over ons te willen regeren? Wat deed hij toen? Hij bouwde verdedigingsmuren en een kanaal, om de stad van water te voorzien. Hij vocht voor hen oorlogen uit. En toen hij hen opnieuw vroeg: ‘Mag ik jullie regeren’? was het antwoord: ‘Ja, Ja’. De Almachtige deed op deze wijze Israël uit Egypte vertrekken, deelde de zee in twee, deed het manna uit de hemel vallen en het water opstijgen uit de put, Hij bracht hen kwartels en ten slotte streed Hij voor hen de strijd met Amalek. En toen Hij hen dan vroeg: ’Mag ik over jullie heersen?’ antwoordden zij: ‘Ja, ja’ (De gave van de Thora. Commentaar op de decaloog van Ex 20 in de Mekiltha van R. Ismaël, Rome 1982, 49).
- Zie: Benedictus XVI, Encycliek Deus caritas est, 17: De liefdesgeschiedenis tussen God en mens bestaat juist daar in dat deze gemeenschap van wil groeit in de gemeenschap van denken en voelen, zodat ons willen en de wil van God steeds meer samenvallen: de wil van God voor mij niet meer een vreemde wil is, die geboden mij van buitenaf opleggen, maar mijn eigen wil, vanuit de ervaring dat inderdaad God mij inwendiger is dan ik aan mijzelf. Dan groeit overgave aan God. Dan wordt God ons geluk.
- Cf. Homilie tijdens de mis in Santa Marta op 7 oktober 2014: (Wat betekent bidden?) Dat is in aanwezigheid van God onze geschiedenis herinneren, de geschiedenis van zijn liefde voor ons. Cf. Detti e fatti dei padri del deserto, Milano 1975, 71: Vergeten is de bron van alle kwaad.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc