Iedere keer als wij bidden, bidt Jezus met ons en voor ons
Geliefde broeders en zusters, goedendag!
Vandaag, in deze audiëntie, zal ik – zoals we gedaan hebben bij vorige audiënties – op het podium blijven. Ik zou graag naar benden komen om ieder van jullie te groeten, maar we moeten afstand houden. Als ik naar beneden kom, ontstaat meteen een toeloop en dat gaat in tegen de voorzorgen die we moeten in acht nemen ten aanzien van die ‘dame’ Covid genaamd die ons zoveel pijn doet. Wil mij dus verontschuldigen dat ik niet afdaal om jullie te groeten. Ik groet jullie van op deze plaats en draag jullie in het hart. Dragen jullie mij in het hart en bidt voor mij. Op afstand kan men voor elkaar bidden. Dank voor het begrip.
Boetekarakter
Op onze catecheseweg over het gebed komen we nu, na het Oude Testament doorlopen te hebben, bij Jezus. En Jezus bad. Zijn openbaar leven begint met de doop in de Jordaan. Alle evangelisten stemmen overeen in het fundamentele belang dat ze hechten aan dit gebeuren. Ze zeggen dat heel het volk zich in gebed verzameld had. Ze laten verstaan dat deze samenkomst een duidelijk boetekarakter had (cf. Mc 1,5; Mt 3,8). Het volk ging naar Johannes om zich, tot vergeving van zonden, te laten dopen. Het heeft een boetekarakter van bekering.
Jezus bidt samen met ons
Het eerste publieke gebaar van Jezus is dus de deelname aan een gezamenlijk gebed van het volk. Een gebed van het volk dat zich gaat laten dopen. Een boetvaardig gebed waarbij allen beseffen zondaars te zijn. Maar Johannes wilde Hem tegenhouden met de woorden: ‘Ik heb uw doopsel nodig, en Gij komt tot mij?’ (Mt 3,14). De Doper weet wie Jezus is. Maar Jezus dringt aan. Wat Hij doet, is een gebaar van gehoorzaamheid aan de wil van de Vader (v. 15), een gebaar van solidariteit met onze menselijke staat. Hij bidt samen met de zondaars van Gods volk. Laten we wel beseffen: Jezus is de Gerechte, geen zondaar. Maar Hij is tot bij ons, zondaars, willen afdalen.
Jezus bidt met ons en wanneer wij bidden bidt Hij samen met ons. Hij is bij ons omdat Hij in de hemel voor ons bidt.
Altijd bidt Jezus voor zijn volk, altijd bidt Hij met ons, altijd. Nooit zijn we alleen in ons gebed. Altijd bidden we samen met Jezus. Hij blijft niet op de andere oever van de stroom – Ik ben rechtvaardig, jullie zijn zondaars – om zijn anders-zijn te benadrukken. Ver van het ongehoorzame volk. Hij baadt zijn voeten in dezelfde wateren der reiniging. Hij handelt als een zondaar. Dat is de grootheid van God die zijn Zoon zendt en die zich ontledigt en een zondaar lijkt.
Jezus opent de weg
Jezus is geen verre God. Hij kan dat niet zijn. De menswording heeft dat op een onmiskenbare en menselijk ondenkbare wijze geopenbaard. Door zo zijn zending aan te vatten, gaat Jezus aan het hoofd staan van een volk van boetedoeners. Het is alsof Hij een bres wil slaan waardoor wij allen, na Hem, de moed moeten hebben verder te gaan. Maar de weg, het pad is moeilijk. Maar Hij gaat voor en opent de weg. De Catechismus van de Katholieke Kerk verklaart dat dit de nieuwheid is van de volheid der tijden. Er wordt gezegd: het kinderlijke gebed dat de Vader verwacht van zijn kinderen, zal uiteindelijk doorleefd worden door de eniggeboren Zoon zelf, in zijn mensheid, met en voor de mensen. (CKK n. 2599). Jezus bidt met ons. Laten we dit goed in ons hoofd en ons hart bewaren: Jezus bidt met ons.
Volk van zondaars
Op die dag, op de oever van de Jordaan, is heel de mensheid aanwezig met haar onuitgesproken verzuchtingen naar gebed. Het is vooral een volk van zondaars. Zij die dachten niet door God bemind te kunnen worden. Zij die niet over de drempel van de tempel durfden stappen. Zij die niet bidden omdat zij meenden daartoe niet waardig te zijn. Jezus is voor allen gekomen, ook voor hen. Hij begint door zich bij hen te voegen, als voorman.
Jezus woont eeuwig in de Vader
Vooral het evangelie volgens Lucas benadrukt het gebedsklimaat waarin het doopsel van Jezus gebeurt: Terwijl al het volk zich liet dopen, en Jezus na zijn doop in gebed was, geschiedde het dat de hemel openging (3,21). Door te bidden, opent Jezus de poort van de hemel en doorheen die bres daalt de Heilige Geest neer. En uit den hoge verkondigt een stem deze prachtige waarheid: Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb ik mijn behagen gesteld. (v. 22). Deze eenvoudige uitspraak bevat een enorme schat: het helpt ons iets vermoeden van het mysterie van Jezus en van zijn hart dat steeds op de Vader is gericht. In de wervelwind van het leven en van de wereld die Hem zal veroordelen, ook tijdens de meest droevige en zware ervaringen die Hij zal ondergaan, ook wanneer Hij ervaart geen plaats te hebben om zijn hoofd neer te leggen (cf. Mt 8,20), ook wanneer rondom Hem haat en vervolging losbarsten, zal Jezus nooit verstoken zijn van een toevluchtsoord: Hij woont eeuwig in de Vader.
Ziehier de unieke grootheid van het gebed van Jezus: de Heilige Geest neemt bezit van zijn persoon en de stem van de Vader bevestigt dat Hij de beminde is, de Zoon waarin Hij zich ten volle weerspiegelt.
Dit gebed van Jezus dat op de oevers van de Jordaan geheel persoonlijk is – en zo gedurende heel zijn aardse leven zal blijven – wordt met Pinksteren door de genade het gebed van allen die in Christus zijn gedoopt. Hijzelf heeft voor ons deze gave verkregen en nodigt ons uit te bidden zoals Hij bad.
Voorspreker
Daarom, als we ons tijdens een gebedsavond vermoeid en leeg voelen, als we de indruk hebben, dat het leven totaal nutteloos is geweest, op dat ogenblik moeten we smeken dat het gebed van Jezus ook het onze wordt. Vandaag kan ik niet bidden, ik weet niet wat te doen, het lukt me niet, ik voel me onwaardig. In dergelijke situatie moet men zich aan Hem toevertrouwen opdat Hij voor ons zou bidden. Op dat ogenblik staat Hij vóór de Vader in gebed voor ons. Hij is de voorspreker. Hij laat voor ons aan de Vader de wonden zien. Laten we daarop vertrouwen!
Als we vertrouwen, zullen we uit de hemel een stem horen, veel luider dan diegene die uit onze diepten opstijgt, en we zullen die stem tedere woorden horen fluisteren: ‘Jij bent de geliefde van God, jij bent kind, jij bent de vreugde van de Vader der hemelen’.
Juist voor ons, voor ieder van ons, weergalmt het woord van de Vader, ook al zouden we door allen verstoten worden, zondaars van de ergste soort. Jezus daalde niet voor Zichzelf af in de wateren van de Jordaan, maar voor ons allen. Het was het hele volk van God dat tot de Jordaan naderde om te bidden, om vergiffenis te vragen, om het doopsel van vergeving te ontvangen. En zoals een theoloog zegt, ze naderden de Jordaan met naakte ziel en naakte voeten. Dat is nederigheid.
Om te bidden is nederigheid nodig.
Hij heeft, zoals Mozes de wateren van de Rode Zee heeft geopend, de hemelen geopend zodat wij, na Hem, zouden kunnen verdergaan. Jezus heeft ons zijn eigen gebed geschonken, zijn liefdesgesprek met de Vader. Hij heeft het ons geschonken als een zaadje van de Drie-eenheid dat wortel wil schieten in ons hart. Laten we het verwelkomen. Laten we dit geschenk onthalen, het geschenk van het gebed. Steeds met Hem. En we zullen ons niet vergissen.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc