Kerkhistories ~ Wist je dat kerkklokken ooit gedoopt werden?
In de christelijke eredienst werden waarschijnlijk al vroeg kleine bellen gebruikt, om het volk te verzamelen of om tot grotere aandacht op te roepen op specifieke momenten. Zo’n klein klokje werd tintinnabulum genoemd, van de klanknabootsing die we ook terugvinden in ‘tingelen’.
Dat woord kenden ook de Oude Romeinen, bijvoorbeeld voor kleine klokjes die dienst deden als windklokkenspel bij hun huizen en tempels. Ze moesten boze geesten verjagen en vruchtbaarheid afroepen. Vandaag denken we bij het woord tintinnabulum vooral aan het ceremonieel klokje dat je in basilieken terugvindt aan een draagstok en onder een conopeum (parasol met pauselijke kleuren), maar bij de Romeinen kreeg het dus wel een lichtjes andere vormgeving...
Tekst gaat verder onder de foto.
Groot volk, grote klokken
Terwijl in het verre Oosten al sinds 3000 v.Chr. naar hartelust klokken worden geluid, doet die kennis maar schuchter haar intrede in het Europa van de 5de eeuw. Het christendom is tegen dan ruim verspreid in West-Europa en er mag al eens gebeierd worden. In het jaar 604 vaardigt paus Sabinianus regels uit voor het luiden van klokken tijdens de liturgie.
Vanaf de 8ste eeuw geeft de Zuid-Italiaanse regio Campanië haar naam aan klok en klokkentoren: campana en campanile. De leer van beiaard- en luidklokken heet tot op vandaag campanologie. Waarschijnlijk werden in die regio de klokken gegoten of ontstond er de vaardigheid om de gevaartes te laten bengelen en beieren.
De grote klokken maken zo’n indruk, dat er een speciale doopceremonie voor wordt uitgevonden, compleet met belofte van peter en meter en de zalving met chrisma.
Dat weten we omdat Karel De Grote deze ceremonie in 789 verbood. Toch overleeft de traditie om klokken te zegenen. In de 13de eeuw ontstaat het gebruik om klokken een naam te geven.
De oudste klok van België is volgens Wikipedia de Mariaklok in de Sint-Pieter en Pauluskerk in Pulle, die dateert uit 1309.