Uit de kunst (30): klaaglied in brons
De expressionistische, Nederlandse beeldhouwer Wessel Couzijn bracht de eerste jaren van zijn leven door in New York, waar zijn joodse vader in 1913 was gaan wonen. De kleine Wessel kreeg te kampen met kinderverlamming en miste daardoor heel wat schooltijd. Zijn moeder stuurde hem eind jaren twintig naar Nederland voor een goeie opleiding. Couzijn zou daar zijn liefde voor beeldhouwen ontdekken, op de Rijksacademie voor beeldende kunsten in Amsterdam. Hoogleraar en beeldhouwer Jan Bronner wordt een belangrijk voorbeeld voor de jonge kunstenaar.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte Couzijn opnieuw naar New York, waar hij zijn vrouw Pearl Perlmuter, ook een beeldhouwer, zou ontmoeten. In 1950 maakt hij zijn bronzen beeld De uittocht der joden, vlak na die vreselijke oorlog dus.
Het beeld toont een abstracte figurengroep die op de vlucht is. Enkel het kind kijkt achterom, als om het afscheid nog meer te benadrukken.
Oorlogsmonument in Amsterdam
Couzijn maakte ook een stenen versie van zijn uittocht, die boven een deur zou ingemetseld worden in de gevel van een nieuw woonblok in de President Brandstraat in Amsterdam. Niet toevallig verwijst het beeld naar de jodendeportatie in die wijk en van het gebouw zelf, dat verwoest werd in de oorlog. Couzijn voegde nog een Hebreeuwse tekst toe in het voetstuk dat zoveel betekent als 'Daarover moet ik wenen', een citaat uit Klaagliederen 1:16 van Jeremiah.
Wessel Couzijn zou pas vanaf de jaren zestig internationaal doorbreken, toen hij met zijn werk op de Biënnale van Venetië stond.