Laten we in deze adventstijd aan de Heer vragen: Leer mij bidden!
Geliefde broers en zussen goedendag!
Vandaag beginnen we een reeks catecheses over het Onze Vader.
De evangelies schenken ons een heel levendig beeld van Jezus als mens van gebed. Jezus bad. Ondanks de dringendheid van zijn zending en het aandringen van vele mensen, voelt Jezus de nood om zich af te zonderen in eenzaamheid en te bidden. Het Marcusevangelie vertelt ons dit detail vanaf de eerste bladzijde van het openbaar leven van Jezus (cf. Mc 1,35). De openingsdag van Jezus in Kafarnaüm was op een triomfantelijke wijze besloten. Bij het ondergaan van de zon komt een menigte zieken postvatten voor de deur waar Jezus verbleef: de Messias predikt en geneest. De oude profetieën gaan in vervulling evenals de verwachtingen van de vele mensen die lijden: Jezus is de nabije God, de God die ons bevrijdt. Dit is nog maar een kleine menigte vergeleken met de andere massa’s die zich rond de profeet van Nazareth verzamelen. Op een bepaald ogenblik gaat het over mensenzeeën met in het centrum Jezus, verwacht door de mensen; vervulling van de hoop van Israël.
Originele Messias
En toch maakt Jezus zich los. Hij wordt niet de gegijzelde van de verwachtingen van hen die Hem als leader hadden uitgeroepen. Dat is een gevaar voor leiders: zich teveel hechten aan het volk, onvoldoende afstand houden. Jezus is zich daarvan bewust en wordt niet de gijzelaar van het volk. Vanaf die eerste avond in Kafarnaüm laat Hij zich kennen als een originele Messias. In het laatste deel van de nacht, wanneer de ochtend zich aankondigt, zoeken de leerlingen Hem opnieuw, maar vinden Hem niet. Waar is Hij? Petrus treft Hem aan op een eenzame plek, verzonken in gebed, en zegt: Iedereen zoekt U! (Mc 1,37). Die uitroep lijkt het gevolg van geslaagde publiciteit, het bewijs van de goede afloop van een opdracht ...
Altijd pelgrim
Maar Jezus zegt aan zijn volgelingen dat Hij elders moet gaan. Het is niet het volk dat Hem moet zoeken, maar Hij die de anderen moet zoeken. Daarom kan Hij nergens wortel schieten, maar moet voortdurend pelgrim blijven op de wegen van Galilea (vv. 38-39).
CJezus is ook pelgrim op weg naar de Vader, vandaar: bidden. Op de weg van het gebed. Jezus bidt.
Alles gebeurt in een nacht van gebed
Op sommige bladzijden van de Schrift is het vooral het gebed van Jezus, zijn innige verbondenheid met de Vader, dat alles leidt. Dat is zo in de nacht van Getsemane. Het laatste deel van Jezus’ weg (in absolute zin het moeilijkste van alles wat Hij tot nu toe heeft meegemaakt) vindt zijn zin in het voortdurend gehoor geven van Jezus aan de Vader. Zeker geen eenvoudig gebed. Een ware en echte doodstrijd, in de zin van de strijdlust van atleten. En toch is het een gebed dat in staat is de kruisweg te gaan.
Dàt is de kern van de zaak: daar, bad Jezus.
Jezus bad intens op de momenten van het liturgische gebed van zijn volk, maar Hij zocht ook afgezonderde plaatsen, weg van de wervelingen van de wereld, plekken die het mogelijk maakten af te dalen in het geheim van zijn ziel. Hij is een profeet die de stenen van de woestijn kent en bergen bestijgt. De laatste woorden van Jezus voordat Hij de geest geeft op het kruis, zijn woorden uit de Psalmen, woorden van het joodse gebed. Hij bad met het gebed dat moeder Hem had geleerd.
Heer, leer ons bidden
Jezus bad zoals elke mens op aarde. En toch lag in zijn wijze van bidden ook een geheim besloten. Iets dat ongetwijfeld niet ontsnapt is aan het oog van zijn leerlingen. Vandaar dat we in de evangeleis een eenvoudige en directe smeekbede vinden als: Heer, leer ons bidden (Lc 11,1). Ze zagen Jezus bidden en wilden ook zo leren bidden. Vandaar: Heer, leer ons bidden. En Jezus weigert niet, Hij schermt zijn innige relatie met de Vader niet af. Hij is gekomen om ons in die verbondenheid met de Vader binnen te voeren. Zo wordt Hij gebedsleider van zijn leerlingen. Dat wil Hij ongetwijfeld voor ons ook zijn.
Ook wij moeten zeggen: ‘Heer leer mij bidden. Leer het mij.’
De eerste stap naar het gebed is nederigheid
Ook al bidden we sinds vele jaren, toch moeten we het telkens leren! Het gebed van de mens, aandrang die op natuurlijke wijze uit zijn ziel geboren wordt, is wellicht een van de diepste geheimen van het heelal. We weten ook niet of de gebeden die wij tot God richten wel de gebeden zijn die Hij van ons verwacht. De Schrift geeft ons voorbeelden van gebeden die niet passend zijn, die finaal door God afgewezen worden. Het volstaat te denken aan de parabel van de Farizeeër en de tollenaar. Alleen deze laatste, de tollenaar, gaat gerechtvaardigd uit de tempel naar huis. De Farizeeër immers was hoogmoedig en genoot ervan dat men hem zag bidden. Hij deed alsof hij bad. Zijn hart was koud. En Jezus zegt: deze is niet gerechtvaardigd want al wie zich verheft zal vernederd, maar wie zich vernedert zal verheven worden (Lc 18,14). De eerste stap naar het gebed is nederig zijn, naar de Vader gaan en zeggen: Kijk naar me, ik ben zondaar, ik ben zwak, ik ben slecht, elkeen weet wat te zeggen. Maar steeds begint men met nederigheid en de Heer luistert.
Het nederige gebed wordt door de Heer gehoord.
Meester, leer ons bidden!
Bij het begin van deze reeks catecheses over het gebed van Jezus, is het mooiste en beste dat we allen moeten doen de aanroeping van de leerlingen herhalen: Meester, leer ons bidden! Het is mooi in deze adventstijd, te herhalen: Heer, leer mij bidden. We kunnen allen een beetje verder gaan en beter bidden.
We moeten dat aan de Heer vragen: Heer leer mij bidden. Laten we dat in deze adventstijd doen. Hij zal onze smeekbede zeker niet in het niets laten vallen.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc