Een lawine van goede doelen
Iedereen heeft het gemunt op ons hart en vooral op onze portemonnee.
Enthousiaste jongeren die je pols meten met een plastic bandje en dan aangeven hoe dun de pols van een ondervoed kindje is in vergelijking. Overtuigende foto’s van mensen in nood met alvast de bescheiden bedragen erbij die hen kunnen helpen.
Met de ondertoon van ‘dat kun je toch niet weigeren?’
Lelijke kerstkaarten, naamstickers of kalenders om ons over de streep te trekken. Want als je zomaar een cadeautje krijgt, geef je wel iets terug, toch? Brieven met een persoonlijke aanspreektitel die om de twee alinea’s herhaald wordt. Met zinnen die doen uitschijnen dat er vast gerekend wordt op onze gulheid. Als we niet reageren, zijn we niet meer of niet minder dan botteriken.
Een mens zou van minder een schuldcomplex krijgen. Het is immers onmogelijk om elk goed doel te sponsoren.
Kiezen is niet gemakkelijk en altijd subjectief. En de bedragen van de aankopen voor het kerstmaal of de cadeautjes zitten nog in ons achterhoofd. Dus hoe kun je dan weigeren? Solidariteit met wie in nood is, hoort toch bij de kern van ons christelijk geloof?
Uit onderzoek blijkt dat praktiserende gelovigen meer geven aan goede doelen (en ook meer vrijwilligerswerk doen) dan andere groepen van de bevolking. Dat is alvast een opsteker. Misschien ook omdat er het hele jaar door een beroep op onze goedgeefsheid wordt gedaan, en niet enkel in de kersttijd.
Blijft nog de kwestie over hoeveel je wil geven en aan welk goed doel.
Dat moet uiteindelijk iedereen voor zichzelf uitmaken.
Misschien een interessante vraag om eens op tafel te gooien bij het kerstfamiliefeest?
Geef je aan goede doelen? Hoe en wat doe je dan? Hoe kies je? Het geeft je zeker inspiratie en misschien leer je er je familieleden op een heel andere manier door kennen.
De meeste mensen slaan er een slag naar.
Ze hebben ooit eens ongeveer uitgerekend hoe groot het percentage van hun inkomen is dat ze willen weggeven en proberen zich daaraan te houden. Verder kijken ze naar organisaties die betrouwbaar lijken. Ze kiezen een doel dat hen aanspreekt, waar ze affiniteit mee hebben. Zo heb ik ooit eens een stevige duit in het zakje gedaan voor een groepje kloosterzusters die dringend een nieuwe naaimachine nodig hadden om kerklinnen te borduren. Normaal zou ik zoiets niet kiezen. Maar ik borduur weleens in mijn vrije tijd en dat schiep een band. Bovendien vreesde ik dat die zustertjes weinig sponsors zouden vinden. Dat borduren was hun enige bron van inkomsten en daarmee vingen ze dan weer mensen in nood op…
Als gezin is het fijn om een ander gezin te steunen, als ziekenhuis iets in de gezondheidszorg, als school iets voor een onderwijsproject.
Het onderstreept dat we veel op elkaar lijken en dat sommigen gewoon meer geluk hebben gehad.
Lang geleden sponsorde ik met een klas leerlingen een leeftijdsgenoot in het zuiden om te kunnen naar school gaan. Ik herinner me een discussie over de vraag of het geen druppel op een gloeiende plaat was. Wat helpt het om één jongere te steunen als er honderdduizenden niet worden geholpen? ‘Maar we zijn niet alleen’, antwoordde ik toen. ‘Weet je wel hoeveel klassen zoiets doen? En hoeveel klassen er nog kunnen overtuigd worden om mee te doen?’
Allemaal samen zijn we veel sterker dan we denken.
Dat is een belangrijke kerstgedachte. Of we nu eenvoudige herders zijn of wijze koningen, haast onzichtbare engelen of misschien gewoon een hardwerkende os of een koppige ezel, allemaal samen maken we de droom van Jezus waar.
Zalig Kerstmis.