Maria Pellemans, de Brusselse vrouw door wie Theresia van Lisieux heilig is
Twee mirakels maakten het mogelijk dat Theresia van Lisieux werd heiligverklaard. De eerste was een Italiaanse kloosterzuster, de andere was een vrouw uit Koekelberg (Brussel): Maria Pellemans. Iets meer dan honderd jaar geleden, op 22 maart 1923, genas de doodzieke Pellemans wonderbaarlijk tijdens een bedevaart naar Lisieux. Een portret.
Vrij snel na de dood van Thérèse Martin, of Theresia van Lisieux, ontstond er een cultus rond de jonggestorven karmelietes. Haar teksten, zeker de autobiografie Histoire d’une âme uit 1898, werden al snel in een veertigtal talen gepubliceerd. Populariserende uitgaven verspreidden haar faam verder bij een breed publiek. Geestelijken onderhielden een briefwisseling met drie ‘levende relieken’, zijnde de drie zussen van Thérèse (Marie, Pauline en Céline), alle drie ook karmelietes. In juni 1914 werden de eerste stappen gezet om Thérèse heilig te laten verklaren. Toen kort daarop de Eerste Wereldoorlog uitbrak, groeide Thérèse uit tot de ‘heilige van de loopgraven’. Frontsoldaten vereerden haar en droegen een foto van haar bij zich.
Frontsoldaten vereerden haar en droegen een foto van haar bij zich.
De Karmel van Lisieux ontving honderden brieven van militairen met getuigenissen van tussenkomsten, bekeringen en mirakels. Soldaten beweerden zelfs haar gezien te hebben in de loopgraven.
Na 1918 lag een zalig- en ook heiligverklaring voor de hand, maar er was nog een bewijsbaar mirakel nodig. Zo komen we terecht bij Maria Pellemans.
Doodziek op reis
‘Maria Pellemans werd geboren in 1899 in Haarlem in Nederland en verhuisde met haar ouders in 1911 naar Schaarbeek’, vertelt pater Lukas Martens van de Karmel in Gent. ‘Vanaf haar twaalfde was ze ziekelijk en op haar negentiende werd er tuberculose vastgesteld. Ze raakte verzwakt en belandde in een sanatorium. De kwaal verspreidde zich naar haar ingewanden. In dezelfde periode bouwde ze een affectieve band op met de figuur van Theresia en ze las intens de autobiografie. Toen ze hoorde dat voor de zaligverklaring het graf zou worden geopend, wilde ze naar Lisieux gaan.
Niet om haar genezing te bekomen, maar met drie intenties voor anderen.’
In haar dagboek schreef Pellemans het zo:
Ik ging niet om mijn genezing te vragen – ik dacht daar niet aan – ik wist dat ik sterven moest. Doch alvorens te sterven, wilde ik drie grote genaden bekomen, namelijk de bekering van een jonge man, een genade voor een diaken uit een zeer in aanzien staande familie die overwoog, juist voor zijn priesterwijding, het seminarie te verlaten, en dan nog een bijzondere genade.
Ook al wordt het haar afgeraden – ze weegt nog maar 27 kilo – trekt Maria naar Lisieux, in een groepje van elf dat wordt geleid door de pastoor van de Basiliek van Koekelberg. Een zus en twee vriendinnen van Maria gaan mee om haar te verzorgen.
Nu verdween alles om mij heen: het graf, het kerkhof, de pelgrims, niets bestond meer voor mij. Innig geluk en diepe vrede overweldigde mij. Daarin vergingen al de pijnen van mijn ziekte. Ik voelde niets.
Doodziek gaat Maria op woensdag 21 maart 1923 bidden aan het graf van Thérèse van Lisieux. ‘Toen men mij in het hotel terugbracht zei ik: ik heb volbracht wat ik me had voorgenomen en op de manier dat God het wilde. Doe nu wat ge wilt, ik blijf hier te bed’, schrijft ze.
Nog dezelfde dag komt een bericht van de overste van het klooster waar Thérèse heeft gewoond. Zij wil Maria Pellemans spreken. De dag daarop vraagt ze aan Maria om nogmaals naar het graf te gaan, maar nu voor haar eigen genezing te bidden.
‘Wat Maria ook deed, en op slag was zij genezen. Een van de getuigen was de vicaris-generaal van het aartsbisdom Mechelen’, vertelt pater Lukas Martens van de Karmel in Gent.
Maria Pellemans schreef daarover:
Nu verdween alles om mij heen: het graf, het kerkhof, de pelgrims, niets bestond meer voor mij. Innig geluk en diepe vrede overweldigde mij. Daarin vergingen al de pijnen van mijn ziekte. Ik voelde niets. Ik kan niet met woorden uitdrukken wat mij overkwam. Ik heb niets gezien. Met mijn natuurlijke oren heb ik niets gehoord. Met woorden is het niet uit te drukken. Niets was met die gebeurtenis te vergelijken. In deze toestand ben ik ongeveer twee uren bij het graf gebleven. De pastoor had me tweemaal bij de arm genomen, maar daarvan wist ik niets. De derde maal vatte hij me bij de schouders en schudde mij. Toen kwam ik op aarde terug in een ongekende rust en diepe ingetogenheid.
Ze schrijft ook dat de twijfelende diaken voor wie ze heeft gebeden ‘diezelfde dag, op hetzelfde uur, als door een buitengewone genade bewogen, zijn roeping trouw bleef.’
Zelf karmelietes worden
Na haar terugkeer doet het nieuws over de wonderbaarlijke genezing snel de ronde, al wil Maria Pellemans er liever niet over spreken. Wel wordt ze uitgebreid medisch onderzocht en komt er bezoek uit Frankrijk om haar genezing te documenteren. ‘U zijt ogenblikkelijk en volledig in het bijzijn van tien getuigen genezen. Een kerkelijk gerecht zal opgericht worden voor onderzoek van uw genezing. Het gaat immers om het eerste grote wonder dat zich heeft voorgedaan na de bekendmaking van het decreet van zaligverklaring van Thérèse van Lisieux’, krijgt Maria te horen.
Een jaar na haar genezing, op 9 april 1924, treedt Maria Pellemans zelf binnen in de Gentse Karmel met als kloosternaam Theresia van het Kind Jezus en van het Heilig Aanschijn. ‘Dat was eigenlijk de bedoeling van haar gebed aan het graf geweest: dat ze zou genezen om zelf karmelietes te worden’, zegt pater Lukas Martens. ‘Samen met haar medezusters heeft ze nadien veel gedaan voor de bekendheid van de heilige Theresia. Maria Pallemans overleed in 1972.’