‘Mensen willen geen slaven meer zijn’ — Luigino Bruni, begeleider ‘Economie van Franciscus’
Luigino Bruni (58) is een Italiaanse hoogleraar economie en de wetenschappelijk directeur van het project ‘Economie van Franciscus’. Dat is een door de paus opgestart initiatief voor jonge economen om na te denken over een ander soort economie. Hij verdiept zich daarvoor in de grondslagen en de geschiedenis van het westerse, economische denken. ‘Economie is allereerst wederkerigheid, relatie en scheppingskracht.’ Op uitnodiging van Etion was hij in Vlaanderen en sprak Otheo met hem.
Wat houdt het project ‘economie van Franciscus’ in?
‘Paus Franciscus lanceerde het en hij gaf het een ziel. We willen er jonge economisten mee bereiken — nu al hebben zo’n drieduizend jonge mensen zich bij ons gevoegd. We werken op diverse domeinen en brengen jonge academici en jonge ondernemers samen. De naam slaat op twee Francisussen, de heilige uit Assisi, en de huidige paus. Het is vooral een creatief proces over wat economie kan en moet zijn. Met het project willen we een positieve kijk ontwikkelen op markteconomie. Markt is is iets sociaal, het is uitwisseling, het is ook vrijheid. En dat ook al op microniveau. We bestuderen bijvoorbeeld de praktische aspecten van deeleconomie.’
We zitten middenin een industriële revolutie die meer impact heeft dan die van de vroege negentiende eeuw.
Wat is uw eigen rol bij de 'Economie van Franciscus'?
‘Ik reflecteer kritisch, maar niet ideologisch. In mijn eigen universitair werk ontwikkelde ik het begrip ‘geluk’ als criterium in de economie. Ik geloof dat dit ook toe te passen is op naties. Ook wil ik het aspect religie inbrengen en inspireer mij dan ook op de katholieke traditie, maar die heeft ook zijn donkere kanten, besef ik. Er is een grote verwantschap tussen ontwikkelingen in de theologie en de economie.’
Het project 'Economie van Franciscus' richt zich naar jonge mensen. Wat is hun positie daar tegenover?
‘Jonge mensen leven vandaag tussen vrees en hoop. Ze zijn veel banger dan mijn generatie was. Ik merk bij mijn studenten ook meer depressiviteit en angststoornissen. Tegelijk zijn zij zeer betrokken, en begaan met klimaatkwesties en sociale rechtvaardigheid. Ze willen iets nieuws. In die zin ben ik hoopvol, maar ook realistisch. Misschien - en daarin volg ik de kritiek van jongeren - zijn we te traag. Ons huis staat in brand, zegt Greta Thunberg. Ik denk dat ook: er spelen nog altijd grote belangen die op de rem gaan staan en veranderingen verhinderen die dringend nodig zijn.’
Wat is volgens u het fundament van economische activiteit?
‘Economie is groter en meer dan productie, zakendoen, ondernemerschap en maximalisatie van winst. Het doel van ons project is wat we ‘de roeping van de markt’ noemen. Winst is een goed systeem om de gezondheid van een bedrijf te meten, maar ondernemers willen en wensen meer dan alleen winst. Ze willen blijven voortbestaan, duurzaam zijn — ook in ecologische zin —, groeien en de jobs behouden. Dat speelt allemaal een rol. Pure winst is niet de eerste doelstelling van ondernemers, behalve dan in investeringsbanken of bij hefboomfondsen. Onderzoek op het werkveld toont dat goed aan.‘
Economie lijkt soms wel een geloof, met bepaalde veronderstellingen als dogma’s. Sommigen denken dat een volledige vrije markt beter is voor de consument, maar sommige producten worden dan net duurder…
‘Een volledig vrije markt zou een jungle zijn. Markten zijn politieke projecten. Vrije markt is nooit vrij. Overheden hebben het recht regelgevingen uit te vaardigen, men moet immers monopolisering vermijden. Vrije mededinging moet tegelijk gegarandeerd én gecontroleerd worden. Dat heet de liberale paradox: men heeft de staat nodig om liberaal te kunnen zijn. Een goed ecologisch beleid is onmogelijk zonder inmenging van de publieke sfeer.’
Ik ben niet zeker dat er bedrijven in de klassieke zin zullen blijven bestaan.
We lijken te leven in een tijd waarin oude modellen snel verdwijnen. Niets blijft… vaarwel benzinemotoren, commerciële zenders, papieren kranten…
‘O maar dat is niet nieuw. De markten vernietigen systematisch om iets nieuws te maken. De Oostenrijkse econoom Josef Schumpeter sprak al in de jaren 1920 van ‘creatieve destructie’ (creative destruction), een proces van voortdurende innovatie, waarbij succesvolle toepassingen van nieuwe technieken de oude vernietigen. Schumpeter hield technische innovatie voor de enige werkelijke bron van economische groei. We kennen vandaag inderdaad een versnelling op dat vlak, en die is fenomenaal. Kijk naar de ontwikkelingen op het vlak van kunstmatige intelligentie en robotica. We zitten midden in een industriële revolutie die meer impact heeft dan die van de vroege negentiende eeuw.’
‘Wat er verandert, is de manier hoe wij met goederen omgaan. Wat is de toekomst van winkels? Ik ben niet zeker dat er bedrijven in de klassieke zin zullen blijven bestaan. Het bedrijf zoals we dat gekend hebben, is ook maar iets dat in de negentiende eeuw ontstond. Met nieuwe technologieën zal de economie geen behoefte meer hebben om mensen in dezelfde ruimte te steken. En mensen willen ook geen slaven meer zijn. We zitten volop in een grote revolutie wat betreft werkattitude en dat ervaren we nu al volop. En dat loopt parallel met een grote ecologische crisis. Niemand weet welke richting we uitgaan. Waar staan we binnen tien jaar?’