‘Hoe moeizaam is het leven als men zijn eigen grenzen miskent’
Geliefde broeders en zusters, goedendag!
Vandaag confronteren we ons met de eerste van de acht Zaligsprekingen in het Evangelie van Matteüs. Jezus begint de verkondiging van zijn weg naar het geluk met een paradoxale boodschap: ‘Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen’ (5,5). Een verrassende aanpak. Een merkwaardige betrachting van de zaligheid: armoede.
We moeten ons de vraag stellen: wat bedoelt men hier met ‘armen’?
Als Matteüs alleen dit woord zou gebruiken, dan zou de betekenis louter economisch zijn. Met andere woorden: het zou verwijzen naar mensen die weinig of niets hebben om in hun onderhoud te voorzien en die dus de hulp van anderen nodig hebben.
Levensadem
Het Evangelie van Matteüs spreekt, in tegenstelling tot Lucas, over ‘armen van geest’. Wat betekent dit? De geest is, volgens de Bijbel, de levensadem die God aan Adam geschonken heeft. Het is het meest intieme van onze persoon, laten we zeggen ons geestelijk wezen, het meest innerlijke, dat wat ons tot menselijk persoon maakt, de diepste kern van ons zijn. Met andere woorden, ‘armen van geest’ zijn zij die arm zijn en die zich arm voelen, bedelaars in het diepst van hun zijn. Jezus noemt hen zalig omdat aan hen het Rijk der hemelen behoort.
Hoe vaak is ons niet het tegengestelde gezegd!
Men moet in het leven iets zijn, iemand zijn… Je moet naam maken… Dat is de bron van eenzaamheid en ongelukkig zijn. Als ik ‘iemand’ moet zijn, dan ben ik in concurrentie met anderen en vol van de dwingende zorg over mijn ego. Als ik niet aanvaard arm te zijn, weet ik geen plaats te geven aan alles wat mij aan mijn broosheid herinnert. Die broosheid verhindert dat ik een belangrijk iemand word, rijk, niet alleen met centen, maar door eer en al het andere.
Ieder van ons is kwetsbaar
Iedereen die naar zichzelf kijkt, beseft dat men, hoezeer men zich ook inspant, fundamenteel onaf en kwetsbaar blijft. Er bestaat geen truc die deze kwetsbaarheid verhult. Ieder van ons is kwetsbaar, vanbinnen. Men moet nagaan waar.
Hoe moeizaam is het leven als men de eigen grenzen miskent!
Men leeft moeizaam. De grens kan men niet wegnemen. Ze is er. Hoogmoedige mensen vragen geen hulp, kunnen geen hulp vragen. Het komt niet bij hen op hulp te vragen want ze moeten zich zelfredzaam tonen. En toch zijn er velen van hen die hulp nodig hebben. Maar de hoogmoed verhindert het hen. Het is zo moeilijk een vergissing toe te geven en vergiffenis te vragen!
Drie toverwoorden
Wanneer ik pasgehuwde paren een raad geef over hoe zij hun huwelijk best kunnen beleven, dan zeg ik hen: ‘Er bestaan drie toverwoorden: mag ik, dankjewel, verontschuldig’. Dat zijn woorden van de armoede van geest.
Men moet zich niet opdringen, maar wel toelating vragen: ‘Lijkt het je goed dit zo aan te pakken?’ Op die wijze is er dialoog in het gezin, bruid en bruidegom dialogeren. ‘Jij hebt dit voor mij gedaan, dank je, want ik had het nodig’. Altijd gebeuren vergissingen, uitschuivers: ‘Verontschuldig mij’.
Gewoonlijk zeggen mij de echtparen, de nieuwe, zij die hier zijn en vele andere: ‘Het derde is het moeilijkst‘, verontschuldiging vragen, vergiffenis vragen. Waarom doet een hoogmoedige dit niet? Die kan geen verontschuldiging vragen, want men heeft altijd gelijk. Men is niet arm van geest. De Heer daarentegen houdt nooit op vergiffenis te schenken. Het zijn, spijtig genoeg, wij die er mee ophouden (cfr Angelus, 17 maart 2013). Moe worden vergiffenis te vragen is een erge ziekte!
Waarom is vergiffenis vragen moeilijk? Omdat het ons valse zelfbeeld aantast.
Leven met de bedoeling het eigen tekort te verdoezelen, is toch ook vermoeiend en beangstigend.
Jezus Christus zegt ons: arm zijn is een bron van genade; Hij toont ons zo de weg uit die vermoeidheid. We mogen armen van geest zijn, want dat is de weg van het Rijk van God.
Rijken die eindigen
Maar we moeten een fundamentele zaak duidelijk stellen: we moeten ons niet veranderen om armen van geest te worden, we moeten geen enkele verandering doorvoeren, want we zijn het reeds! We zijn armen… of om het nog duidelijker te zeggen: we zijn ‘stumperds’ van geest! Het ontbreekt ons aan alles. We zijn allen armen van geest, we zijn bedelaars. Dat is de menselijke situatie.
Het Rijk van God behoort aan de armen van geest. Er zijn de rijken van deze wereld: ze hebben goederen en ze hebben het gemakkelijk. Maar dat zijn rijken die eindigen. De macht van mensen, van keizerrijken, gaat voorbij en verdwijnt. Vaak zien we het op televisie of in de kranten dat een machtige regeerder of een regering er gisteren nog was en vandaag verdwenen is, gevallen is. De rijkdommen van deze wereld verdwijnen, ook het geld. De voorvaderen leerden ons dat een zweetdoek geen zakken heeft. Dat is waar.
Ik heb nooit in een rouwstoet een vrachtwagen gezien met de verhuisgoederen.
Niemand neemt wat dan ook mee. Bezittingen blijven hier.
Het Rijk van God behoort aan de armen van geest. Er zijn de rijken van deze wereld: ze hebben goederen en ze hebben het gemakkelijk. En we weten hoe ze eindigen. Werkelijk regeren doet wie het echte goed meer dan zichzelf bemint. En dat is Gods macht.
Dat is de ware macht
Hoe heeft Christus zich machtig getoond? Door te doen wat de koningen op aarde niet doen: aan de mensen leven geven. Dat is de ware macht. De macht van de broederlijkheid, de macht van de naastenliefde, de macht van de liefde, de macht van de nederigheid. Dat heeft Christus gedaan.
Hierin bestaat de ware vrijheid: vrij is wie deze macht van de nederigheid heeft, de macht van de dienstbaarheid, van de broederlijkheid. In dienst van deze vrijheid staat de armoede die door de Zaligsprekingen wordt geprezen.
Er bestaat een armoede die we moeten aanvaarden, de armoede van ons zijn.
Er is een armoede die we moeten nastreven, de concrete armoede, arm zijn aan de dingen van deze wereld om vrij te zijn en te kunnen beminnen. Voortdurend moeten we de vrijheid van hart zoeken die haar wortels heeft in de armoede van onszelf.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc