'Monniken zijn het kloppend hart van de verkondiging’ [Catechese]
Geliefde broeders en zusters, goedendag!
We gaan voort met de catechese over de getuigen van de apostolische ijver. We zijn gestart bij de heilige Paulus en vorige keer keken we naar de martelaren die Jezus verkondigen tot en met de gave van hun leven voor Hem en het Evangelie. Er is nog een ander groot getuigenis aanwezig in de geschiedenis van het geloof: dat van monniken en monialen, zusters en broeders die zichzelf verloochenen, die de wereld verlaten om Jezus na te volgen op zijn weg van armoede, van zuiverheid en van gehoorzaamheid, om voorsprekers te zijn voor allen. Hun levens spreken voor zich, maar we kunnen ons de vraag stellen: hoe kunnen zij die in kloosters leven bijdragen aan de verkondiging van het Evangelie? Zouden ze niet beter hun krachten inzetten voor de missie? Door uit het klooster te komen en het Evangelie te verkondigen buiten het klooster?
In feite zijn de monniken het kloppend hart van de verkondiging.
Hun gebed is zuurstof voor alle ledematen van het Lichaam van Christus, hun gebed is de onzichtbare kracht die de missie ondersteunt. Het is geen toeval dat de patrones van de missies een moniale is, Sint-Teresia van het Kind Jezus. Laten we luisteren hoe zij haar roeping ontdekte. Ze schreef: Ik begreep dat de Kerk een hart heeft, een hart brandend van liefde. Ik begreep dat alleen de liefde de leden van de Kerk tot actie brengt en dat, als deze liefde zou gedoofd zijn, de apostelen niet langer het Evangelie zouden verkondigd hebben, de martelaren zouden niet langer hun bloed hebben vergoten. Ik begreep en wist dat de liefde in zich alle roepingen omvat (…) Vandaar dat ik, vervuld van de grootste vreugde en bewogenheid, uitriep: o Jezus, mijn liefde, eindelijk heb ik mijn roeping gevonden. Mijn roeping is de liefde (…). In het hart van de Kerk, mijn moeder, zal ik de liefde zijn (Autobiografie 'B', 8 september 1896).
Contemplatieven, monniken en monialen: zijn mensen die bidden , werken, in stilte bidden, voor heel de Kerk. En dat is liefde: liefde die zich uitdrukt door voor de Kerk te bidden, door voor de Kerk te werken, in de kloosters.
Sint-Gregorius van Narek
Deze liefde voor allen bezielt het leven van de monniken en vertaalt zich in hun gebed van voorspraak. In verband hiermee wil ik jullie als voorbeeld de heilige kerkleraar Gregorius van Narek voorstellen. Het is een Armeense monnik die rond het jaar 1.000 leefde en ons een boek met gebeden heeft nagelaten met daarin de uitdrukking van het geloof van het Armeense volk, het eerste dat het christendom aannam. Een volk dat het kruis van Christus omhelzend, in de loop van de geschiedenis heel veel heeft geleden. De heilige Gregorius bracht haast zijn hele leven door in het klooster van Narek. Daar leerde hij de diepte van de menselijke ziel doorgronden. Door dichtkunst en gebed te verenigen bereikte hij het toppunt zowel van de Armeense literatuur als van de spiritualiteit. Het aspect dat bij hem het meest opvalt is precies de universele solidariteit waarvan hij de tolk is.
Bij monniken en monialen bestaat een universele solidariteit: wat ook in de wereld gebeurt, het vindt in hun hart een plaats en zij bidden.
Het hart van monniken en monialen is een hart dat opvangt als een antenne. Het vangt op wat in de wereld gebeurt en daarvoor bidt het en spreekt het voor. Zo leven zij in verbondenheid met de Heer en met alle mensen. De heilige Gregorius van Narek schrijft: Ik heb vrijwillig alle schulden op mij geladen van de eerste vader tot de die van de laatste van zijn afstammelingen (Boek der klaagzangen, 72). En zoals Jezus heeft gedaan nemen ook de monniken de problemen van wereld op zich, de moeilijkheden, ziekten, vele dingen en zij bidden voor de anderen. Dat zijn de grote verkondigers van het Evangelie. Hoe kunnen kloosters afgesloten leven en evangeliseren? Omdat monniken door woord, voorbeeld, voorspraak en dagelijks werk, een brug van voorspraak zijn voor alle mensen en voor de zonden. Zij wenen ook met tranen, zij wenen voor hun zonden – allemaal zij we zondaars – en zij wenen ook voor de zonden van de wereld en zij bidden en spreken ten beste met hun handen en met hoogverheven hart. Laten we even denken aan deze – ik veroorloof mij dat woord – 'reserve' die wij in de Kerk hebben. Zij zijn de ware kracht, de ware kracht die het volk van God doet verder gaan. Vandaar de gewoonte van de mensen – het volk van God – om, wanneer men een godgewijde persoon ontmoet, te zeggen: Bid voor mij, bid voor mij. Men weet dat er een gebed van voorspraak bestaat. Het zal ons goed doen – in de mate dat het ons mogelijk is – een klooster te bezoeken, want daar bidt men en daar werkt men. Ieder heeft een eigen regel, maar de handen zijn er steeds doende: bezig met werk, bezig met gebed. Moge de Heer ons nieuwe kloosters geven. Hij schenke ons monniken en monialen die door hun voorspraak de Kerk verder brengen. Dankjewel.
- Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc
- Lees alles van paus Franciscus op Kerknet