In het Onzevader bidden wij niet om mijn, maar om ons brood
Geliefde broers en zussen goedendag!
Vandaag beginnen we met de ontleding van het tweede deel van het Onzevader waarin wij bij God komen met al onze behoeften. Dit tweede deel begint met een woord geurend naar het alledaagse: het brood.
Het gebed van Jezus begint met een dringende vraag die veel gelijkt op de smeekbede van een bedelaar: Geef ons het dagelijks brood. Dit gebed ontspringt aan een klaarblijkelijkheid die we vaak vergeten, namelijk dat we geen zelfredzame schepselen zijn en dat we ons elke dag moeten voeden.
Jezus gaat nooit voorbij aan vragen
De Schrift laat zien dat voor veel mensen de ontmoeting met Jezus begon met een vraag. Jezus vraagt geen verfijnde aanroepingen, integendeel, heel het menselijk bestaan met zijn dagelijkse concrete problemen, kan gebed worden. In de evangelies ontmoeten we heel veel bedelaars die bevrijding en verlossing vragen. Er zijn er die brood vragen of genezing, reiniging, het zicht of dat een dierbare overledene zou herleven … Jezus gaat nooit voorbij aan deze vragen, aan dit lijden.
Het noodzakelijke om te leven
Dus, Jezus leert ons aan de Vader het dagelijks brood te vragen. Hij leert ons dat te doen in verbodenheid met alle mannen en vrouwen voor wie het gebed een – vaak ingehouden – kreet is die samenhangt met de angst van elke dag.
Veel moeders en vaders gaan slapen met de angst dat ze ’s anderendaags onvoldoende brood zullen hebben voor hun kinderen.
Laten we ons inbeelden dat dit gebed niet gebeden wordt in een knus appartement, maar in de beklemming van een benauwde kamer waar het nodige om te leven ontbreekt. De woorden van Jezus krijgen dan een nieuwe kracht. Het christelijke gebed begint op dit niveau. Het is geen oefening van asceten. Het begint bij de werkelijkheid, bij het hart en het vlees van mensen die in armoede leven en de situatie delen van hen die niet het nodige hebben om te leven. Zelfs de meest verheven christelijke mystici kunnen niet voorbijzien aan deze bede: Vader, maak dat er voor ons en voor allen dagelijks brood is. En brood betekent ook: water, geneesmiddelen, een huis, werk ... Het noodzakelijke om te leven.
Niet mijn, maar ons brood
Het brood dat de christen in het gebed vraagt is niet mijn brood, maar ons brood. Zo wil Jezus het. Hij leert het ons te vragen niet voor onszelf, maar voor heel de broederschap in deze wereld. Als we niet op deze wijze bidden, houdt het Onzevader op een christelijk gebed te zijn.
Als God onze Vader is, hoe zouden we dan niet hand in hand bij Hem kunnen komen? Wij allen. En als wij, het brood dat Hij ons geeft, van elkaar stelen, hoe kunnen we ons dan zijn kinderen noemen?
Dit gebed is vol van meevoelen en solidariteit. In mijn honger voel ik de honger van allen. Daarom zal ik God bidden totdat hun bede wordt verhoord. Op deze wijze leert Jezus zijn gemeenschap, de Kerk, de nood van allen bij God te brengen. Allen zijn wij uw kinderen, Vader, heb medelijden met ons. Op dit punt moeten we denken aan de hongerende kinderen. Kinderen in oorlogslanden: in Jemen, in Syrië, in Zuid – Soedan. Laten we aan deze kinderen denken en samen luidop dit gebed zeggen: Vader, geef ons heden ons dagelijks brood. Allen samen.
Brood om te delen
Het brood dat we in dit gebed aan de Heer vragen, is hetzelfde brood dat ons ooit zal beschuldigen. Het zal ons de geringe neiging verwijten om het te breken met wie ons nabij is, de geringe neiging om het te delen.
Brood is een geschenk aan de mensheid, het alleen opeten is voor de liefde ondraaglijk. Onze liefde kan dit niet aanvaarden. En ook de liefde van God kan het egoïsme niet aanvaarden dat het brood niet deelt.
Eens was er een grote menigte bij Jezus. Die mensen hadden honger. Jezus vroeg of er iets voorhanden was. Men vond een kind dat bereid was zijn mondvoorraad te delen: vijf broden en twee visjes. Jezus vermenigvuldigde dit edelmoedige gebaar (cf. Joh 6,9). Dat kind had de les van het Onzevader begrepen: voedsel is geen privé-eigendom.
Laten we dit goed in ons verstand opslaan: voedsel is geen privé-eigendom, maar voorzorg om met Gods genade te delen.
Eucharistie
Het echte wonder dat Jezus op die dag deed, was niet zozeer de vermenigvuldiging – die echt is – maar het delen: geeft wat jullie hebben en Ik zal het wonder doen. Door dat aangeboden brood te vermenigvuldigen, is Hijzelf vooruit gelopen op de gave van Zichzelf in het eucharistische Brood. Inderdaad, alleen de Eucharistie is bij machte de honger te verzadigen naar oneindigheid en verlangen naar God, dat in elke mens leeft, ook bij het zoeken naar het dagelijks brood.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc