Met een opgestroopte broekspijp in de kerk
Met een opgestroopte broekspijp wachten mijn medevoeters en ik op de pastoor. Die heeft een handdoek omgegord en knielt voor de eerste ‘apostel’ op de grond. Hij giet water over zijn voeten en droogt ze zorgvuldig af. Dan gaat hij naar de volgende. Eén voor één werkt hij ons allemaal af. Het is een ernstig gebeuren.
Zelden zie ik onze pastoor vanuit dit perspectief, en hij mij ook niet. Ik zie zijn grijze haren en hij ziet mijn natte tenen.
We geven ons bloot aan elkaar. Hij doet iets wat ons aller voorbeeld, Jezus, hem heeft voorgedaan. Ik weet dat het ook voor mij een oproep is om dienstbaar te zijn voor anderen. Geen mens is van die oproep uitgesloten, wat zijn leeftijd of functie ook is. Het is goed om dat af en toe ook letterlijk te doen, om het zeker niet te vergeten.
Gebaren gaan pas in het geheugen van je lichaam zitten als je ze met enige regelmaat stelt.
Een kind op schoot nemen. Iemand omhelzen. Een arm om iemand heen slaan. Iemand zachtjes heen en weer wiegen bij verdriet. Een kind voeren met een lepeltje (en onbewust zelf je mond opendoen). Uitbundig zwaaien naar iemand die je kent. Familieleden een kus geven telkens als je hen ontmoet. Een hand op iemands arm leggen als je samen een intens gesprek voert. Een oude moeder ondersteunen als je samen gaat wandelen en je tempo aanpassen aan dat van haar. Een bed opmaken en de plooien gladstrijken. Roeren in de soep als je ze opwarmt.
Zoveel liefde en hartelijkheid uit zich vooral in gebaren.
Je hoeft er niet over na te denken. De gebaren staan ingeschreven in het geheugen van je lichaam.
Volgende week zal de pastoor mijn voeten niet wassen. Hij zal zijn handen heffen om ons te zegenen, in naam van onze God vol liefde en zorg. Maar ik zal weten hoe zorgzaam zijn handen zijn. Ik weet dat die zorg uit zijn hart komt. En ik wil bij deze groep van mensen horen, die zorgen voor elkaar en voor de hele wereld, als het zo uitkomt.
Zo wordt het goede echt sterker dan het kwade en de dood. Zalig Pasen!