Reiszegen
De vooravond van de zomerreis. De koffers zijn gepakt, de ijskast is leeggemaakt, de kamerplanten hebben nog wat water gekregen. Nog één keer (onrustig) slapen en dan zijn we weg.
Wat zou het een fijn ritueel zijn om nu een reiszegen uit te spreken.
Om Gods zegen te vragen over onze onderneming. Zegen over onze auto, dat hij ons niet op cruciale momenten in de steek laat.
Zegen over onze ogen, dat ze vol verwondering het nieuwe kunnen zien en waarderen.
Zegen over onze oren, dat ze genieten van de klanken van andere talen, van de wind die anders klinkt, van de krekels en de vogels.
Zegen over onze tong en onze neus, dat ze genieten van rijke nieuwe smaken en geuren, van tomaten tot lavendel.
Zegen over onze handen, dat we ze durven uitsteken naar alle onbekende medemensen die we zullen ontmoeten.
Zegen over onze voeten, dat ze de blaren doorstaan en ons brengen op plekken van onvermoede schoonheid.
En als het allemaal niet rimpelloos verloopt, ook daarvoor vragen we Gods zegen. Als we ziek worden of een ongeluk krijgen. Als we geconfronteerd worden met diefstal, pech of andere ergernis.
Dat we de kracht vinden om het te relativeren en de moed om er samen bovenop te komen.
Dan kunnen we op het einde van de reis danken om alle nieuwe indrukken en ervaringen, om alle korte en langere ontmoetingen, om de nabijheid van onze reisgenoten, om de kleine inkijk die we kregen in onze grote en wondere wereld.
Een reiszegen maakt de hele reis mooier.