Relaas van een historische ontmoeting: Franciscus en de sultan
In en rond de havenstad Damietta in Egypte was heel wat in beweging ten tijde van de mysterieuze ontmoeting tussen Franciscus en sultan Malek Al-Kamil in september 1219. Moslims, christenen en joden woonden als goede buren in de havenstad. Tot Damietta een pion werd in een strategisch plan.
Jan van Brienne wilde tijdens de Vijfde Kruistocht Damietta innemen om de stad vervolgens te ruilen tegen Jeruzalem. In het voorjaar van 1218 belegerde zijn vloot de havenstad.
- De kruisvaarders waren vooral Europese christenen die Jeruzalem met haar heilige plaatsen wilden bevrijden van de Saraceense overheersing. Ze beschouwden zich als pelgrims, die de weg naar de heilige plaatsen ook voor anderen toegankelijk maakten.
- De Saracenen, zoals moslims in die tijd genoemd werden, hadden onder leiding van Saladin in 1187 Jeruzalem ingenomen.
Op 24 augustus 1218 braken de kruisvaarders door naar de Nijl. Halfweg september 2018 zond paus Honorius III een zekere Pelagius van Albano naar Damietta, om de religieuze leiding over de Vijfde Kruistocht te voeren.
Pelagius kwam eind september toe en nam meteen de leiding over tot ergernis van Jan van Brienne. Binnen de gelederen kwam de Franse vloot tegenover de Italiaanse te staan.
A) Gebied kruisvaarders met Cyprus en Akko
B) Rijk van de Ajjoebiden
C) Sultanaat Rûm (Seltsjoeken)
D) Gebied van al-Moeazzam (broer Al-Kamil)
1) Berg Tabor
2) Jeruzalem
3) Damietta
4) Caïro
Mislukte onderhandelingen
Bijna een jaar later, eind augustus 1219, deed het kruisvaardersleger een aanval die op 29 augustus bloedig werd afgeslagen. Maar verzwakt door honger en de pest kon het garnizoen van Damietta niet veel langer weerstand bieden.
Sultan Al-Kamil stelde een wapenstilstand voor en bood de kruisvaarders delen van Jeruzalem aan in ruil voor hun vertrek uit Egypte. Bovendien bood hij aan het herstel van de verdedigingsmuren van de heilige stad te financieren.
Wellicht had de missie van Jan van Brienne kunnen slagen, als de pauselijke gezant Pelagius van Albano de vredesvoorstellen niet van de hand had gewezen.
Op 5 november 1219 werd de stervende stad ingenomen en geplunderd.
Franciscus’ rol in de strijd
Franciscus was in de zomer van 1219 in het kruisvaarderskamp toegekomen. Hij trof er een verzwakt Damietta tegenover een overmoedig leger. Franciscus was een nieuwe gek (citaat Thomas van Celano in Heiligenleven), die iedereen kwam vertellen dat ze niet moesten vechten. De soldaten lieten hem als ongevaarlijke zot begaan.
Maar Franciscus zal iets gezegd hebben als: Ik zal bij de sultan op bezoek gaan, en voor hem preken. Hij zal zich wel bekeren, en dan kunnen we de strijd staken. Hij had geen enkel inzicht in de strategie van Jan, noch in die van Pelagius, noch in enig ander plan.
Onnozel maar enthousiast en zonder aarzeling liep hij samen met een medebroeder naar het kamp van Al-Kamil en zijn garnizoen. De soldaten van de sultan konden hun ogen niet geloven. Daar liepen twee mannen in een bruine pij ongewapend op hen af, terwijl Franciscus riep: Sultan! Sultan! Ze namen hen mee en brachten hen naar sultan Al-Kamil.
Wellicht dacht de sultan dat de ontmoeting met deze vreemde afgevaardigde het welslagen van de onderhandelingen zou bevorderen.
Maar Franciscus was niet gekomen om te onderhandelen; hij had de sultan iets te vertellen. En de sultan luisterde.
Ontmoeting die sporen nalaat
Van de ontmoeting zelf zijn geen verslagen te vinden, maar we kunnen ons er wel iets bij voorstellen. Franciscus zal zijn boodschap van altijd gebracht hebben: over Jezus en Maria, over de noodzaak tot bekering tot de Allerhoogste God, Schepper van hemel en aarde, over een universeel broederschap waarvan geen enkel schepsel – ook geen Saraceen – uitgesloten is, over de schoonheid van het goede leven en over de hemel die ons wacht.
Kamil was moslim en Franciscus christen, maar allebei geloofden ze heilig in die ene God, die barmhartig is en de ware vrede brengt.
Welke sporen de ontmoeting heeft nagelaten, is wel duidelijk.
- Franciscus kon ongedeerd terugkeren naar het kamp.
- De minderbroeders kregen toestemming van de sultan om de heilige plaatsen in Jeruzalem te beheren; iets dat zij tot op de dag van vandaag doen.
- In de geschriften en in de spiritualiteit van Franciscus vinden we invloeden van deze kennismaking met de islam. Bekend is zijn oproep aan de stadsbestuurders om iedere avond de stad op te roepen tot gebed (Brief aan Stadhouders 7), die doet denken aan de praktijk van de islamitische oproep tot gebed.
Roemloze aftocht voor Pelagius en Co
Maar ondertussen, twee maanden nadat Franciscus de sultan had ontmoet, had Pelagius met zijn kruisridders Damietta veroverd. In de geplunderde stad brak vervolgens een strijd los tussen de overwinnaars onderling: de Italianen wilden Damietta houden met het oog op handel, terwijl de Fransen vasthielden aan het oorspronkelijke plan de havenstad te ruilen tegen Jeruzalem.
Jan van Brienne moest de aftocht blazen. Ook Franciscus verliet het strijdtoneel. Teleurgesteld en geïnspireerd tegelijkertijd, keerde hij terug naar Assisi.
Pelagius zette zijn plan verder om nog andere Egyptische steden te veroveren. Het einde van de strijd diende zich aan in 1221 rond Caïro, toen de sultan de sluizen openzette. De kruisvaarders waren ingesloten. Het verhaal gaat dat Malek al-Kamil zijn strijders de opdracht gaf brood aan de vijand te brengen. Het christelijk leger moest alles, ook Damietta, opgeven in ruil voor een vrije aftocht.
Terwijl een stille ontmoeting tot op vandaag vruchten voortbrengt, werd een luidruchtige pauselijke strategie in één klap herleid tot blunder.
Auteur: Willem Marie Speelman OFS
Een uitgebreidere versie van dit artikel verscheen eerder in Handdruk, een uitgave van de minderbroeders-kapucijnen (maart 2019).