Tijd van verzelfstandiging
Fons Corten neemt afscheid van diocesane werking Welzijnszorg
In het bisdom Antwerpen is Fons Corten meer dan een bekend gezicht. Van Poppel tot Niel kent hij alle parochies. Eenenveertig jaar lang werkte hij in structuren die verbonden zijn met de kerkgemeenschap, aanvankelijk twintig jaar lang voor de jeugdpastoraal en sinds 1996 voor Welzijnszorg. Intussen is zijn vijfenzestigste verjaardag voorbij en zijn laatste werkdag verleden tijd.
Weinigen weten dat Fons Corten eigenlijk verpleegkundige is. Zijn wortels liggen in de jeugdbeweging en de jongerenkerk in Mol-Ginderbuiten. Als jonge man belandde hij in 1977 in de diocesane jeugdpastoraal. „Het was de tijd van het opstarten van groepen en de eerste tentenkampen”, zegt hij. „Toen ik in 1996 vertrok, waren er maar liefst 29 jeugdpastores. In opvolging van Annemie Luyten nam ik toen de diocesane coördinatie van de twee solidariteitsacties Welzijnszorg en Broederlijk Delen op.”
Broederlijk Delen richt zich op ontwikkeling in het Zuiden, Welzijnszorg op het aankaarten van armoede bij ons. Door de verzelfstandiging van de organisaties werden die werkingen in 2000 gesplitst. Vijftien jaar lang hield Corten zich vervolgens uitsluitend met Welzijnszorg bezig. „Ook al bleef mijn opdracht haast ongewijzigd, sindsdien veranderde er ontzettend veel, en ook weer niet”, zegt hij. „Het is en blijft onterend dat er nog steeds zo veel onrecht is in een samenleving die pretendeert ontwikkeld te zijn. We konden heel wat zaken verwezenlijken, maar nog steeds leeft vijftien procent van de mensen in armoede. Dat is meer dan zuur.”
Welzijnszorg bleef steeds voor de dag komen met politieke eisen, uitgewerkt in haar campagnes. „Aldus werd heel wat verbeterd”, zegt Fons Corten. „Het thema armoede bij bejaarden werd aangepakt en de bevoegde minister trok het gewaarborgde inkomen op tot de [node:field_streamers:0] armoedegrens. Ook hamerden we vele jaren op het leefloon, dat in de plaats kwam van het bestaansminimum, als een instrument tegen de armoede. De achtereenvolgende regeringen engageerden zich formeel. Maar wat zien we vandaag? Sinds 2000 blijkt de kinderarmoede verdubbeld en het leefloon bevindt zich 200 euro onder de Europese armoedegrens. Dat is ontmoedigend voor iedereen die armoede wil aanpakken.”
Het hele netwerk dat hij in de jeugdpastoraal opbouwde kon Fons Corten als het ware meenemen naar Welzijnszorg. Een godsgeschenk, noemt hij dat. „Velen die ik in de jeugdpastoraal had leren kennen, zag ik terug in initiatieven van Welzijnszorg”, zegt hij. „In het brede netwerk van de organisatie leerde ik natuurlijk ook nieuwe mensen kennen die niet met de Kerk verbonden waren. We werkten samen met socialistische en liberale organisaties, aanvankelijk niet vanzelfsprekend voor vele katholieken. Wij werden zelfstandiger, maar blijven ook verbonden met de christelijke identiteit. Die ontwikkeling liep samen met de vermindering van de maatschappelijke impact van de Kerk. De verzelfstandiging is er niet zonder slag of stoot gekomen. Als ik kijk naar het aandeel van de collectes in het geheel van onze inkomsten, dan konden we ook niet anders.”
Fons Corten staat bijzonder positief tegenover het tot stand komen van de commissie Attent in de schoot van het bisdom, als een netwerk voor solidariteit, maar ook als een verbinding van spiritualiteit en maatschappelijk engagement. Dat opent mooie perspectieven.
Persoonlijk is voor de jonggepensioneerde het moment aangebroken om afstand te nemen van de grote structuren en zich meer lokaal, in zijn woonplaats Boechout, te engageren. „Maar ik zal het wreed missen, de overvloedige contacten en dat ruime netwerk van collega’s en vrijwilligers”, besluit hij.